Jong Gewei: een collectief van jonge doeners die theater maken zonder te veel fanfare

item_left

item_right

Jong Gewei: een collectief van jonge doeners die theater maken zonder te veel fanfare

Artikel


(c) Foto: Jong Gewei

Radicale toegankelijkheid in de kunstensector en het kunstonderwijs? Hoe creeër je dat? Met dit CERA impulsproject ontwikkelen Jong Gewei, Platform-K, Vooruit en KASK Drama een gedeelde praktijk van samen wonen, samen werken, samen leren en kennis delen.

Samen willen ze het artistieke coachingsaanbod voor mensen met een beperking vergroten en de sociale ondersteuning voor jong artistiek talent met uiteenlopende culturele en sociale achtergronden versterken. Dit artikel door Sofie Joye zoomt in op de praktijk van Jong Gewei, bekeken vanuit het perspectief van haar deelnemers en makers in spe.

Jong Gewei is sinds 2017 een emancipatorisch artistiek platform dat wil inzetten op artistieke ontwikkeling van een nieuwe generatie (podium)kunstenaars. Ze hebben profielen die niet per se tot de Vlaamse canon of podia behoren, maar ook het talent en de ambitie om hun professionele stempel op de podiumkunsten van de toekomst te drukken.

Wanneer ik aankom bij De Vieze Gasten zijn de Jong Gewei’ers nog druk in de weer met enkele scènes die ze op de vloer willen uitproberen. Er hangt concentratie in de lucht die eens de scène afgerond is meteen plaatsmaakt voor een gemoedelijke sfeer van gelach en kameraadschap. "Het is aanpassen nu we in kleine groepen werken", hoor ik iemand zeggen. “Normaal werken we samen op één locatie, maar sinds corona zijn we opgedeeld in kleinere groepen die zich verspreiden over de hele stad. Ik kijk uit naar de dag dat we weer allemaal samen kunnen werken als één groep.”

Ik spreek met zes deelnemers, Shushanik, Adel, Simon, Nadia, Arno en Suzanne, over hun Jong Gewei.

Simon: “We zijn momenteel met een veertigtal mensen in Jong Gewei. Om de veertien dagen werken we samen op de vloer en er zijn ook de werkweken waarin we intensiever naar een toonmoment toewerken. Eénmaal per maand komen we samen in de club, een bijeenkomst die meer focust op het inhoudelijke. Elk van ons kan daarin zelf documentaires, boeken, videoclips en andere zaken aandragen en inspiratie delen met de groep. We leren er samen en van elkaar.”

Ze zijn het er alle zes over eens dat één keer om de veertien dagen samen werken te weinig is. Zeker nu enkelen onder hen hun eerste individuele toonmoment uitwerkten, hebben ze de smaak te pakken. De volgende stap? Ze dromen luidop van een professionele voorstelling met speelreeksen in binnen- en buitenland, een tourbus waarmee ze als artistiek collectief Europa rondtrekken. Als het van deze groep afhangt start die toekomst vandaag.

Een voortdurend gesprek

Ze leren van elkaar, zowel op als naast de vloer. Aan de basis van elk maakproces en het volledige artistieke en pedagogische traject ligt een voortdurend gesprek. Er zijn deelnemers en coaches, al voelt geen van hen die hiërarchie. De rol van de coaches is de veilige ruimte faciliteren waarin verschillende meningen elkaar kunnen ontmoeten, uitdagen, verrijken en samen een artistiek proces aangaan.

Shushanik: “Ik voel me hier op mijn gemak om dingen te zeggen die ik op andere plaatsen niet durf zeggen. Mijn mening over bepaalde taboes bijvoorbeeld kan ik hier delen. Jong Gewei is een plaats waar je die meningen kan onderzoeken.”

Arno: “Het voelt heel veilig, alsof er een ongeschreven regel is: no judgement. Je probeert elkaar te begrijpen en als je elkaar niet begrijpt is dat interessant voor de scène. Je kan er steeds artistiek mee aan de slag. Op café is het soms al moeilijk om diep in gesprek te gaan of ontstaat een discussie waarin mensen hun gelijk willen halen. Hier starten we het gesprek met de ingesteldheid dat je van elkaar kan leren."


Foto: (c) Maarten Geukens

Suzanne: “Dat wordt ook zo geïnstalleerd vanaf je eerst deelname. We zitten in een kring, je hebt de vrijheid om het gesprek mee te sturen. Ik heb nooit het gevoel dat iemand een eigen gelijk wil doordrukken. Die openheid lijkt me de enige voorwaarde om deel te kunnen nemen aan Jong Gewei.”

Arno: “Het zit ook in de manier waarop het gesprek wordt aangegaan. In mijn middelbare theateropleiding was theater wat de docenten jou vertelden. Je wordt er gevormd in een bepaalde richting. In één van mijn eerste gesprekken hier vroeg Bart (één van de coaches) naar mijn mening over een bepaald onderwerp. Ik deelde die maar verontschuldigde me al meteen: ‘Dat is maar mijn mening’. Bart en Haider lieten me aanvoelen dat mijn mening ertoe deed en we over elk thema in gesprek kunnen gaan. Dat is het uitgangspunt waarmee Jong Gewei start.”

Suzanne: “Dat is ook mijn ontdekking hier: theater is iets van jezelf vertellen op een podium. Iedereen is gelijk, ieders oordeel is even belangrijk. Daarop wordt expliciet gehamerd. Het woord van de coaches is niet beter dan het woord van één van de deelnemers.”

Een ander soort school

Adel: “Ik herken dat. Je kan aansluiten zonder vooropleiding of ervaring. Het is zeer toegankelijk. Bij Jong Gewei krijg je ook inhouden die je zou kunnen krijgen in een opleiding, maar laagdrempeliger en democratischer want iedereen heeft inbreng. Iedereen heeft die vrijheid. Er zijn geen audities, toelatingsproeven of een voorafgaand idee van wie welke rol moet spelen. Heel het creatieve proces wordt gedeeld van begin tot einde.”

Suzanne: “Het is een totaal andere aanpak dan binnen de schoolcontext. Hoe breng je samen iets op scène? Binnen de opleiding ben je op jezelf aangewezen, vaak moet je een regie alleen maken, je vertrekt vanuit je eigen ervaringen en je eigen verhalen.”

Arno: “In de kunstopleidingen blijft de prestatiedruk hoog. Zeker in het eerste jaar weet je dat er geselecteerd wordt op wie er zal overgaan. Er is een gevoel van competitie onder de studenten, terwijl theater bij Jong Gewei net dat samenkomen is, samen werk maken en van elkaar leren. Het geeft een heel familiaal gevoel. Het is maken en spelen met vrienden. En omdat je je comfortabel voelt, kan je meer aan zelfontplooiing doen op artistiek vlak. Je krijgt geen score opgeplakt, maar krijgt de vrijheid om je eigen artistieke zoektocht aan te gaan en uit te zoeken hoe jij je verhoudt tot de podiumkunsten.”

Simon: “Je kan je ontwikkelen als danser, theatermaker, maar evengoed als lichttechnicus of scenograaf. Gonzalo ontpopt zich momenteel als b-boy en leert veel over popping technieken via Haider (één van de coaches), die zelf danser is. Gonzalo geeft dat dan door aan ons en zo leren we van elkaar.”

Suzanne: “Er staat niets tegenover. Dat is ook exact de reden waarom ik Jong Gewei verderzet naast mijn opleiding op het RITCS. De leerlijnen zijn dezelfde, maar dat samenkomen met verschillende mensen van verschillende leeftijden en achtergronden maakt het hier interessant. Het RITCS blijft nog steeds een witte school. Je hebt gelijkaardige standpunten en ook al wil de school daarin veranderen, voel je dat dat vastzit. Bij Jong Gewei is die openheid er al. Je start het maakproces vanuit wederzijds respect voor elkaar en werkt veel meer samen. Het is minder prestatiegericht.”


Foto: (c) Jong Gewei
 

De realiteit van de straat als vertrekpunt

Nadia: “Ons mens zijn, dat is steeds het uitgangspunt van waaruit we iets beginnen te maken. Als ik mensen van andere culturen zie, ben ik geïnteresseerd. Mensen met verschillende talen en culturen in de groep, dat maakt je positie als groep zoveel rijker.”

Arno: “Wanneer we samenzijn en ik kijk rond, stel ik me soms de vraag: ‘Wie wordt nu niet gerepresenteerd in deze groep?’ Ik woon in Brussel en studeerde sociaal werk. Je hoort er vaak: ‘We zijn een divers land, een diverse stad.’ Maar eerlijk gezegd kom je niet per se in contact met die diversiteit. Bij Jong Gewei wel. Je hebt cultuurverschillen en verschillen in sociale, economische, religieuze achtergrond maar tijdens Jong Gewei vind je de gemeenschappelijkheden met elkaar. Het is met wat je gemeenschappelijk hebt dat je aan de slag gaat, zonder het verschil uit te wissen."

Suzanne: “Er heerst in het theaterlandschap de uitdaging om zo divers mogelijk te worden. Het feit dat collectieven plots intensief gaan zoeken naar die ene zwarte persoon die hun collectief kleurrijker kan maken, is voor mij een grappig fenomeen.”

Simon: “Bij ons is dat het vertrekpunt, niet het uithangbord.”

Suzanne: “Je praat er over zaken met mensen die niet per se in je bubbel zitten. Je komt in aanraking met  verschillende meningen, verhoudingen, intenties en visies op de wereld. Als jij een verhaal vertelt, zijn er bij Jong Gewei meteen 20 verhalen die een andere invalshoek introduceren en vertel je uiteindelijk samen een verhaal dat zoveel rijker is. Je kan geen vooroordeel hebben of dat wordt omvergeworpen in de groep. Soms kom je zelf al meteen tot het inzicht dat wat je zegt, misschien niet algemeen geldend is voor de gehele groep. Stel: iemand heeft moeite met homoseksualiteit en dan zit je in een groep waarin dat ook gerepresenteerd is, waardoor je snel tot het inzicht komt dat jouw vooroordeel niet matcht met wat je ervaart in de groep.”

Arno: “Het besef dat wat jij zegt, wat je denkt, niet de absolute waarheid hoeft te zijn. Conflicten ontwikkelen zich niet snel omdat het steeds tot een gesprek komt. Is het niet rond de tafel dan op de vloer. Er wordt steeds eerst geluisterd. Het oordeel wordt uitgesteld. Daar zorgen de coaches voor. Er zijn ook steeds mensen die meer informatie hebben en dingen kunnen contextualiseren.”

Suzanne: "Actuele thema’s worden eerst stevig besproken in groep vooraleer we ermee aan de slag gaan op de vloer. Er wordt steeds voldoende achtergrondinformatie gegeven, een kader waarin een thema bespreekbaar gemaakt wordt."

Arno: "Dat soort open communicatie neem je ook mee in je eigen leven. Je leert beter communiceren. En mocht iemand zich aangevallen voelen, zijn er steeds coaches die dat hebben opgemerkt en daarover verder in gesprek gaan."

Humor creëert ademruimte

Suzanne: “Alles wordt aangepakt met humor. Er wordt samen veel gelachen.”

Arno: “Je kan op een spontane manier heel snel bijleren. Dat komt door de ademruimte die er is. Er kan gelachen en gefreewheeld worden. Tot Haider zegt: ‘Focus! Wat je daar deed was grappig, neem dat mee op scène.’ Ik ben zelf vrij perfectionistisch en wil steeds dat alles goed is. Hier kan ik dat loslaten omdat ik weet dat het geapprecieerd wordt dat je iets probeert en je daar veel meer uit leert.”

Nadia: “Er is een slimme manier om mensen die wat beschaamd zijn te motiveren en dan zie je snel die persoon openbloeien. Zelf was ik beschaamd om Nederlands te spreken in een grote groep. Mijn eerste rol in het Nederlands was hier, bij Jong Gewei, en dat betekende heel veel voor mij."

Arno: “Er is geen oordeel, niet op menselijk en niet op artistiek vlak.”

Suzanne: “Ik was in het begin bang voor het oordeel over iets wat ik schreef. Die angst verdwijnt hier snel omdat er steeds gezocht wordt naar wat goed is aan wat je voorstelt. Je kan ook met jezelf lachen, voelt je thuis en leert te relativeren. Je wordt geconfronteerd met problemen van andere mensen, ziet dat je niet alleen bent met bepaalde issues, zaken worden herkenbaar. Dat is uniek."


Foto: (c) Jong Gewei

Zoeken van je stem als kunstenaar en als mens

Het artistieke verhaal staat bij Jong Gewei nooit veraf van het menselijke en het maatschappelijke. De gesprekken beperken zich niet tot één artistiek canon of ver-van-mijn-bed-discussies, maar zijn vaak nauw verbonden met de mensen die aan het gesprek deelnemen, hun leefwereld, hun strijd en hun wensen. In een werking die vertrekt vanuit een wederzijds gesprek en improvisatie, vormt de eigen leefwereld van elke deelnemer het vertrekpunt van de artistieke en persoonlijke ontwikkelingsparcours.

Adel: “We werken vaak dicht op elkaar. De coaches zijn ook zeer betrokken. Iemand is bezig met het persoonlijke welzijn, iemand anders buigt zich over het artistieke, maar iedere coach ziet ons volwaardig als mens."

Simon: “Wanneer ik het in mijn privéleven moeilijk kreeg, was er ongelofelijk veel steun van Jong Gewei.”

Arno: “Je wordt gesteund door een groep. Er was een moment waarop ik het persoonlijk moeilijk had in de afgelopen twee jaar. Ik had schrik om te spelen, kon niet meer op de vloer staan, was onzeker en had het moeilijk in mijn persoonlijk leven. Ik vond mijn weg niet. Ik ben bijna een jaar weggebleven van Jong Gewei, maar ze hebben mij niet laten schieten. Ze bleven me ondersteunen, hielden contact en betrokken me bij wat er gebeurde. Dat hebben ze een jaar lang volgehouden, wat ik achteraf gezien buitengewoon vind. Met het U.F.O. project (een samenwerking tussen TransfoCollect, K.A.K en Jong Gewei, n.v.d.a.) heb ik het plezier opnieuw gevonden in het spelen, heb ik me kunnen smijten en ebde de onzekerheid weg. Het was intensief werken maar in die drie weken heb ik mezelf teruggevonden als maker.”

Tijdens de artistieke ontmoetingen in Jong Gewei ontstaan daardoor niet alleen artistieke verwantschappen maar ook een grote sociale cohesie. De kracht van de groep kan daarin elk individu sterken.

Suzanne: “Door corona besef je meer dan ooit hoe fijn je het hebt met die bende. Recent werkte ik voor de eerste keer aan een individuele voorstelling met Ebenezer binnen Jong Gewei. De ongedwongenheid ervan en hoe sterk we elkaar organisch hielpen. De vrijheid die we daarin kregen, het vertrouwen en het feit dat we echt worden behandeld als professionelen. We krijgen een zaal, er zijn technici die je bijstaan, je krijgt het vertrouwen. Ik voelde dat we al opgeleid waren binnen Jonge Gewei: we hebben dezelfde mindset, gelijkaardige technieken, er is wederzijds vertrouwen en een vanzelfsprekendheid waarmee we elkaar helpen. We durven ook eerlijk te zijn, elkaar tips te geven. Op school bestaat dat ook, maar ons individueel project voelt hier echt gedragen door de hele Jong Gewei bende.”

Arno: “Het zoeken van je stem als mens, Jong Gewei speelt daar een belangrijke rol in.”

Suzanne: “Ik vind het ook een mooi idee dat we dat hebben meegekregen. Ik ben er zeker van dat daaruit ook nieuwe werkingen zullen ontstaan. Net omdat we er zelf zo’n deugd aan hebben en je wil dat andere mensen ook die kans krijgen. Dat is voor mij de mooiste vorm van activisme."

Dit artikel kadert in het Cera Impulstraject VPKJ waarin de samenwerking tussen participatieve kunstpraktijken, grote kunstenhuizen en het kunstonderwijs onderzocht wordt.
Tekst: Sofie Joye (stafmedewerker Kunstenpunt, lid van TransfoCollect en van dichtbij betrokken bij de werking van Jong Gewei)