Objectief en subjectief racisme: Wat is (een) onderzoek waard?

item_left

foto_c_misha_sokolnikov

item_right

Objectief en subjectief racisme: Wat is (een) onderzoek waard?

Kris

Recent plaatsten we een onderzoeksrapport in ons kenniscentrum over de 'ervaren discriminatie bij Vlaamse jongeren'. Bij het plaatsen van dit bericht worstelden we voortdurend met dat begrip 'ervaren racisme'. De onderzoekers argumenteren in hun rapport waarom ze ervoor kiezen om de subjectieve beleving van racisme te bevragen. De argumenten zijn zeker zinvol, maar toch plaatsen we graag ook enkele kritische kanttekeningen bij een louter subjectieve benadering van racisme.

foto_c_misha_sokolnikov

Eind 2016 publiceerde een groep onderzoekers verbonden aan de Vakgroep Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel een situatieschets van de ervaren discriminatie bij Vlaamse jongeren. De resultaten tonen aan dat gepercipieerde discriminatie omwille van geloof, taal en huidskleur onder Vlaamse jongeren geen marginaal probleem is. Bijna de helft van de jongeren met een migratieachtergrond geeft aan zich wel eens gediscrimineerd te hebben gevoeld.

De auteurs geven aan dat er een onderscheid kan gemaakt worden tussen 'objectieve' en 'subjectieve' discriminatie. Bij objectieve discriminatie is het verschil in behandeling op basis van irrelevante kenmerken vast te stellen. Volgens de auteurs is het "bijzonder moeilijk nauwkeurig te bepalen hoe vaak dergelijke vormen van discriminatie voorkomen. De cijfers die beschikbaar zijn op basis van de discriminatiemeldpunten bij de politie en het Interfederaal Gelijkekansencentrum (UNIA) vormen waardevolle informatie maar schetsen een onvolledig beeld van de omvang van ervaren discriminatie. Registratiegegevens zijn immers afhankelijk van de vrijwillige melding van ervaren discriminatie en een aanzienlijk deel van die ervaringen, ook als ze zeer ernstig zijn, wordt nooit gemeld (Torrekens et al., 2015). Ervaringen die wel gemeld worden, worden bovendien niet noodzakelijk effectief erkend als ‘discriminatie’.

Daarom focussen de onderzoekers in dit rapport niet "op de feitelijke, geregistreerde discriminatie maar wel op subjectief aangevoelde discriminatie. Centraal staan de ervaringen van jongeren zelf ongeacht of deze al dan niet voldoen aan de wettelijke vereisten om van feitelijke discriminatie te kunnen spreken (Neto, 2006). De keuze om te focussen op gepercipieerde discriminatie is vooral ingegeven door de vaststelling dat dergelijk gevoel duidelijk identificeerbare negatieve gevolgen heeft (zie verder in dit rapport voor een literatuuroverzicht). Dat is mogelijk in het bijzonder het geval bij jongeren aangezien zij volop bezig zijn met het ontwikkelen van hun zelfbeeld en (sociale) identiteit."

Voor de auteurs weegt de subjectieve beleving van racisme even zwaar en negatief door in de ontwikkeling van de jongere dan de objectieve gebeurtenis die er al dan niet aan voorafgaat. Hoezeer dit ook klopt, niet iedereen deelt deze overtuiging. Uitspraken van slachtoffers van racisme en discriminatie worden eerder wel dan niet in vraag gesteld en gediskwalificeerd:

  • Is er wel een objectieve grond? Liggen er wel écht feitelijke gebeurtenissen of uitspraken aan de basis van de beleving? Is dit niet verzonnen of (bewust) verkeerd geïnterpreteerd?
  • Heeft de betrokkene niet zelf een aandeel? Heeft hij/zij de gebeurtenis niet deels zelf uitgelokt met zijn/haar gedrag? Door de media op te zoeken? Door publieke uitspraken te doen? Zijn er geen objectieve gronden die de discriminatie legitimeren (beschikt men wel over de juiste diploma’s, is men het Nederlands wel voldoende machtig,…)
  • Is de subjectieve beleving wel terecht? Is de persoon niet overgevoelig? Ziet hij/zij spoken? Ziet men het allemaal veel ernstiger dan het in wezen is? Moet je je dat nu zo aantrekken?
  • Is het niet mogelijk om je hier over te zetten? Om dit te negeren en verder te gaan? Individuen die racisme wisten te overstijgen worden geportretteerd als dé ware helden van het verhaal.
  • Je moet nog wat geduld hebben. Het wordt beter. Je moet geloven dat deze uitwassen spontaan zullen verdwijnen. Wij zijn in wezen niet racistisch.

De ‘daders’ worden weggezet als onschuldige, verwaarloosbare idioten die verre van representatief zijn voor de ‘meerderheid’. Zij dienen niet gestraft of bestreden te worden maar genegeerd. Zo vegen we ook wijdverspreid, diepgeworteld en structureel ingebed racisme onder de mat en vergeten we gemakshalve de uitsluiting van bepaalde stageplaatsen, de spreekkoren in het voetbal, de discriminatie op de arbeidsmarkt en de huurmarkt, de stereotiepe beeldvorming in de media en in de cultuur, de zogezegd ‘onschuldige’ grapjes en opmerkingen, de uitspraken over onze ‘superieure’ cultuur, de vele vooroordelen die welig tieren,… 

En we praten de jongeren die met deze onrechtvaardigheid worden geconfronteerd, een schuldgevoel aan, omdat die blijkbaar niet de innerlijke kracht of de weerbaarheid hebben om zich hier over te zetten, het positieve te zien en de vele kansen te grijpen. Je hoeft geen genie te zijn om parallellen te zien tussen bovenstaande reactie op racisme en gelijkaardige mechanismen als het gaat over seksisme en grensoverschrijdend gedrag tegen vrouwen, over pesten,…

Onderzoek dat enkel de 'subjectieve' kant van racisme en discriminatie belicht, kan onbedoeld een relativerende en vergoeilijkende houding tegen racisme en discriminatie versterken. Hoe moeilijk ook, wetenschappelijk onderzoek naar de objectieve kant van racisme lijkt ons evenzeer nodig.