Opinie: sociaal-sportieve kansen in het Vlaamse regeerakkoord

item_left

item_right

Opinie: sociaal-sportieve kansen in het Vlaamse regeerakkoord

Pieter

Als sportonderzoeker maakte Rein haudenhuyse een grondige analyse van de sociaal-sportieve accenten in het regeerakkoord. Hij schreef zijn analyse uit. Haudenhuyse concludeert dat het nieuwe Vlaamse regeerakkoord veel nieuwe sociaal-sportieve kansen biedt, maar ook valkuilen.

(Lees verder onder de foto)

 

Beeld: (c) rwdm Girls

Sportopiniemakers gezocht

Het nieuwe Vlaamse regeerakkoord deed al veel stof opwaaien. Experten kwamen over verschillende thema’s aan het woord. Ook op de VRT-website maakten enkele journalisten een analyse over wonen, werk, welzijn, cultuur, armoede. Wat mij daar opviel is dat het beleidsdomein sport niet aan bod kwam. Dat is vreemd, want duizenden Vlamingen doen wekelijks aan sport. En duizenden Vlamingen engageren zich dagelijks om een zinvolle en sportieve vrijetijdsbesteding aan te bieden voor mensen van alle leeftijden en achtergronden. Dit beleidsdomein verdient alleen al om deze reden veel meer aandacht binnen het publieke debat. Ik wil het in dit stukje hebben over drie thema’s die sterk in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord naar voren komen: Innovatie, Coaching en Onderzoek. Mijn focus hierbij is enkel gericht op de breedtesport, ook wel beter gekend als het Sport voor Allen beleid, en niet op het topsportbeleid.

Nood aan disruptieve innovatie

Als er één woord is dat in zowat alle hoofdstukken prominent naar voren komt, dan is het wel ‘innovatie’. De afgelopen twee legislaturen heeft het Sport voor Allen beleid geen grote sprongen voorwaarts gemaakt. Dat weten we onder andere indirect door grootschalige surveys die recurrent peilen naar het sportgedrag en (non-)participatie. Terwijl Vlaanderen in de jaren ‘90 in een koppositie stond om sport voor iedereen toegankelijk te maken, lijken we ons nu eerder op de bank te bevinden.

Tegelijk zien we in vele Vlaamse en stedelijke contexten nieuwe initiatieven uit het middenveld opduiken die mensen uit kansengroepen met sociaal innovatieve recepten verenigen rond sport. Deze worden weleens geduid als 'sociaal-sportieve praktijken'. Lichtpunt is dat het regeerakkoord erkent dat zulke bottom-up initiatieven steeds toenemen.

Er werd de afgelopen jaren in de sportsector veel over innovatie gepraat, maar het bracht nog geen grote veranderingen met zich mee. Dit is omdat innovatie vaak wordt verengd tot technologische innovatie. Of simpel gezegd: tot gadgets en apps. Het Vlaamse sportlandschap en -beleid heeft nood aan vormen van ‘disruptieve innovatie’: zowel op sociaal, organisatorisch, infrastructureel als technologisch vlak. Enkel zo zullen we de ambitie naar een meer inclusief sportlandschap kunnen realiseren. En meer mensen aan het sporten krijgen.

Coaching

Drempels wegnemen en meer mensen aan het sporten zetten is een belangrijke doelstelling. Maar even belangrijk is hoe die mensen begeleid worden eens ze de stap gezet hebben. Onderzoek toonde meermaals aan dat de coach een van de meest belangrijke redenen is waarom mensen stoppen met sporten. Het is een publiek geheim dat het in Vlaanderen met de pedagogische vorming en competenties van sportcoaches niet goed gesteld is. Actuele cijfers zijn er niet, maar geschat wordt dat de helft van de coaches geen pedagogisch diploma heeft. Maar uiteraard is dat diploma nog geen garantie op een goede begeleiding.

Een van de redenen is dat het opleidingsaanbod van de Vlaamse Trainersschool te hoogdrempelig en ontoereikend is. Kort samengevat: het aanbod is te duur. Er zijn te weinig in aantal aangeboden opleidingen. Het is te ver omdat het niet overal georganiseerd wordt, onvoldoende gestoeld op de noden van vrijwilligers en te weinig pedagogisch onderbouwd. Het Vlaamse regeerakkoord spreekt heel sterk de ambitie uit om in te zetten op het versterken van een pedagogische basis.

Een merkwaardige passage in het regeerakkoord is wel: “De sporttechnische opleidingen worden verbreed met aandacht voor een voldoende pedagogische basis en zonder aan kwaliteit in te boeten”. Hier wordt een valse tweedeling gemaakt tussen technische en pedagogische kwaliteit. Wanneer een sportcoach een techniek aanleert, zal deze steeds ook een pedagogische rol opnemen in relatie tot een kind. Je kan met andere woorden de pedagogische relatie met kinderen niet zomaar uitschakelen. Een meer doordachte pedagogische aanpak leidt niet enkel tot meer plezierbeleving maar ook tot betere prestaties en minder drop-out.

We lezen dat de Vlaamse Trainersschool zal evolueren naar een certificerende instantie voor kwalitatieve opleidingen van andere opleidingsverstrekkers. Dit biedt nieuwe mogelijkheden. Het is tegelijk niet helemaal duidelijk wat men hier juist bedoelt en wat de gevolgen zijn. De vrees leeft dat dit kan leiden tot hogere inschrijvingsgelden voor opleidingen. Ook blijft het onduidelijk wie die opleidingsverstrekkers juist zijn, wetende dat de Vlaamse Trainersschool een monopoliepositie heeft. En ook hier moeten we erover waken dat het niet enkel gaat over technologische innovaties, met bijvoorbeeld meer online opleidingen.

Praktijkgericht onderzoek

De redenen waarom hardnekkige drempels blijven bestaan en waarom we niet in staat zijn om het potentieel van sociaal-sportieve praktijken (i.e. bottom-up initiatieven) beter te benutten, zijn niet gekend. Ook hier biedt het regeerakkoord nieuwe kansen. De nieuwe Vlaamse regering voorziet een eerste evaluatie van het decreet op de georganiseerde sport. Heel belangrijk is de vraag wat dan juist geëvalueerd zal worden en hoe. En ook: wat niet geëvalueerd zal worden.

We lezen dat Sport Vlaanderen een data-gedreven organisatie moet worden die systematisch data uit het sportlandschap capteert en op een gestandaardiseerde, toegankelijke en begrijpbare manier ter beschikking moet stellen. Onderzoek in Vlaanderen beperkt zich vaak tot het in kaart brengen van sportparticipatie, waarbij iedereen het antwoord van de resultaten op voorhand al lijkt te weten. Voorkeur wordt gegeven aan onderzoeksmethoden die er niet in slagen om mensen uit kansengroepen in beeld te brengen. Daarbij blijft de kloof met de praktijk diep. Het risico bestaat dat we voor de zoveelste keer in kaart brengen wie sport en wie niet sport. Dat biedt ons weinig nieuwe inzichten over hoe we het Sport voor Allen beleid een nieuw elan kunnen geven. En hoe we als Vlaanderen terug in die koppositie geraken.

In de Vlaamse regeerverklaring wordt ook gesproken over nieuwe werkwijzen en samenwerkingen, zodat wetenschappelijk onderzoek sneller kan inspelen op beleidsuitdagingen. Hier liggen nieuwe kansen om co-creatief onderzoek mogelijk te maken. Het moet gaan om onderzoek waarbij de kennis uit de praktijk meer vervlochten wordt met academische kennis. En waar de onderzoeksagenda samen wordt opgesteld.

Kansen en valkuilen

Het nieuwe regeerakkoord biedt dus zowel kansen als valkuilen. De hamvraag zal zijn hoe deze beleidsverklaringen nu juist zullen vertaald worden in concrete beleidsdoelstellingen en acties. Alles zal vallen of staan met wie er mee aan tafel zal zitten en wie niet. Onlangs werd een platform voor sociaal-sportieve praktijken opgericht dat essentiële inzichten en ervaringen kan aanreiken voor een vernieuwend en innovatief Sport voor Allen beleid van de toekomst.

Dit opiniestuk werd geschreven door Rein Haudenhuyse. Hij is onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij schreef een meer uitgebreide analyse over het gebrek aan kennis over armoede en sportparticipatie in The International Journal of Sport Policy and Politics. Deze kan je hier raadplegen.