Rol van het jeugd(welzijns)werk in de antiracistische strijd

item_left

item_right

Rol van het jeugd(welzijns)werk in de antiracistische strijd

hasna

Voor de strijd tegen racisme en discriminatie vinden we het hoopvol dat vele vrijetijdsorganisaties in de voorbije maanden de Black Lives Matter beweging hebben gesteund en dit kenbaar hebben gemaakt op sociale media. We willen kijken naar hoe deze steun vandaag en in de toekomst navolging kan krijgen en we doen dat hier in de blogreeks 'Anti-racisme in de vrijetijdssector: wat na #BLM?' De vraag is telkens: wat is er nodig in een dagelijkse werking en praktijk om echt een verschil te maken?

In deze reeks krijgen we hierop een antwoord van personen met een uitgesproken standpunt over de strijd tegen racisme, gebaseerd op hun kennis uit hun professionele en/of activistische ervaring. We vragen hun reflectie op de actuele beweging in het cultuur-, jeugd- en sportveld, maar polsen ook naar hun advies. Wat zijn hun aanbevelingen aan organisaties en lokale besturen om actiever op te treden tegen racisme en discriminatie?

Elke schrijver in deze reeks focust zich op 1 of meerdere domeinen in het vrijetijdsveld. Hieronder lees je de bijdrage van Samira Azabar:

In de zomer gebruikten velen een zwart beeld op sociale media als steunbetuiging voor de BLM-beweging.

Een maand voor de dood van George Floyd in de Verenigde Staten liet Adil, een Brusselse jongere, het leven na een banale coronacontrole door politieagenten. Onder de slogan ‘Justice for Adil’ riepen jongeren in de Brusselse volkswijken op tot protest tegen het aanhoudend racisme dat ze dagdagelijks ondergaan.

Hoewel media en politici de kleinschalige protesten streng afkeurden, verleenden sommige jeugdwerkers een genuanceerde blik op de etterende wonde, namelijk racisme, als oorzaak en bron van frustraties. Het bleef verder stil tot in juni. Toen kreeg de roep om gelijke behandeling vorm in diverse grootstedelijke protesten tegen racisme en discriminatie, geïnspireerd door de BLM-beweging in de VS.

De protesten waren niet enkel talrijk en overwegend zichtbaar, maar ook mede ondersteund door witte mensen. Duizenden mensen verzamelden op het Brussels Poelaert-plein om zich uit te spreken tegen racisme en onderdrukkende systemen, ontelbare profielfoto’s op Facebook kleurden een tijdlang zwart uit protest tegen het aanhoudend geweld tegen minderheidsgroepen, en de hashtag #BlackLivesMatter werd al snel een trend op Twitter.

Antiracisten gebruikten het momentum om allerhande boeken, documentaires en podcasts rond het systematisch geweld op bruine en zwarte mensen te delen. Soms gebeurde dit op expliciete vraag van witte mensen. De jongere generatie van kleur voelde zich gesterkt door wat op het eerste gezicht leek op een maatschappelijke veroordeling van racisme en discriminatie. Een erkenning van het geweld dat ze dagelijks ervaren, maar vaak moeilijk kunnen verwoorden.

Racisme alom aanwezig

Diverse (inter)nationale onderzoeken bevestigen hoe racisme alom aanwezig is in uitvoerige rapporten rond structureel racisme in het publieke domein, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Niettemin blijft een gedegen (nationale) structurele aanpak tegen racisme en discriminatie uit, hoewel er recent een verandering is in het thematiseren van de structurele onrechtvaardige en ongelijke behandeling van jongeren.

In 2015 maakte de Kinderrechtencoalitie een prioriteit van het thema door de effecten van racisme en discriminatie op het psychisch welzijn en ontwikkeling van jongeren centraal te stellen. Als gevolg kwamen er enkele aanbevelingen om racisme tegen te gaan. Binnen het jeugdwerk is er sprake van het Netwerk Antiracisme- en discriminatie, geïnitieerd door Uit de Marge en Chirojeugd Vlaanderen en in samenwerking met een brede antiracismebeweging. Bedoeling hiervan is om een gedragen visie tegen racisme in het jeugdwerk uit te werken, in combinatie met vormingen en tools.

Maar gezien de ernst van de zaak, is er dringend nood aan een inhaalbeweging voor het psychisch welzijn van kinderen en jongeren in kwetsbaar gemaakte situaties. Jongeren ondervinden reeds op diverse domeinen kwetsuren met nefaste gevolgen voor hun welbevinden en ontplooiing. Dit gaat onder meer over de domeinen armoede, migratieachtergrond, kleur, religie en gender. Meer nog, het is niet nodig om zelf racisme te ervaren, ook racisme bij anderen in je omgeving heeft een gelijkaardige negatieve invloed dat het zelfbeeld aantast.

Bovendien hebben dagdagelijkse, impliciete vormen van racisme – ook microagressies genoemd - vaak een grotere negatieve impact op jongeren. Het continue aanvoelen van sociale onveiligheid is een chronisch traumatische ervaring die vaak onderschat wordt (Taspinar, 2015). Of zoals een jongere tijdens het Justice for ADIL-protest verwoordde: “Ca pourrait être moi, ça pourait être mon petit frère”.

Welke rol kunnen jeugd(welzijns)werkers hierin spelen?

Maar al te vaak worden racisme en discriminatie geminimaliseerd, ook door jongerenwerkers, omdat men weinig zicht heeft op racisme en de effecten hiervan. Vooral in een maatschappelijke context waar men gaat steigeren bij de term racisme, is het opvallend hoe men het fenomeen als ‘relatief’ benoemd. Ook jongerenwerkers dreigen hierin mee in te stappen met reacties als “het was niet zo bedoeld, niet iedereen is racist”, bij verhalen van jongeren over witte racisten.

Er heerst een racismemoeheid. Opvoeders van kleur daarentegen, erkennen vaak de ernst van racisme, maar weten niet hoe te handelen omdat ze zelf weinig tools kregen. Voor hen is racisme zo groot en alom tegenwoordig, dat het onmogelijk is om het te tackelen. Hun strategie is in het beste geval jongeren weerbaar te maken, in het slechtste geval racisme verdringen, als een coping strategie, omdat het een traumatische ervaring is.

Er is dus dringend nood aan vorming van jeugdwerkers, maar ook een oproep om onszelf meer te informeren. Er is voldoende basismateriaal om de structurele mechanismen en de effecten van racisme in kaart te brengen. Een extra inspanning is nodig om concrete en werkbare tools te ontwikkelen voor intervisies te organiseren met collega’s en in jeugd(welzijns)werkingen met jongeren op een veilige en speelse manier, zonder afbreuk te doen aan de ernst van het probleem.

Als jeugdwerker is het cruciaal om jongeren te erkennen in hun kwetsuren en deze ook ernstig te nemen. Door te luisteren, ze open te bevragen en niet te veroordelen win je het vertrouwen van jongeren. Laat duidelijk merken dat ze er mogen zijn en dat hun frustraties door de aanhoudende onrechtvaardige behandeling ruimte en tijd verdient.

Wees daarbij niet blind voor de eigen persoonlijke overtuigingen en voorkeuren die onbewust kunnen spelen. Als professional is het nodig deze persoonlijke aspecten ondergeschikt te maken aan het proces van jongeren. Wees bewust van je eigen rugzak van normen en waarden, gevoeligheden en ervaringen. Bovendien vergen diepgaande gesprekken niet alleen een scherp inlevingsvermogen, maar ook de juiste vragen om te weten wat jongeren tussen de lijnen willen overbrengen.

Een safe space is onontbeerlijk wanneer de rest van de samenleving onveilig voelt. Geef jongeren, steeds weer, het gevoel dat ze erbij horen, en dat ze zichzelf mogen zijn. Duidelijke afspraken intern zijn dan ook nodig. Misschien in een soort van reglement of charter gedragen door jeugd(welzijns)werkers en hun jongeren in elke jeugd(welzijns)werking waar de sfeer er ene is van antiracisme en solidariteit. Maar ook waar het ontdekken van nieuwe talenten en positiviteit gangbaar is om een emanciperend zelfbeeld te versterken. Zo bewezen initiatieven als informatieve reizen naar Marokko en Turkije en de Black History Month jongeren te versterken in hun identiteitsontwikkeling door hun roots in een positief daglicht (verder) te ontdekken.

Het erkennen en ernstig nemen van jongeren gaat voorbij de ‘open dialoog’ die velen propageren als oplossing. De idee dat polarisering verdwijnt als we focussen op gelijkenissen, en niet op verschillen, is een flauw excuus om de urgentie van de zaak te negeren. “Als we elkaar beter leren kennen zal racisme verdwijnen”, is een drogreden om het ‘Kumbaya’ gevoel te laten zegevieren. Nu, jeugd(welzijns)werk zou aan de slag moeten gaan met gelijkenissen, maar zeker ook met de aanwezige verschillen. Vooral als die verschillen leiden tot structurele uitsluiting van jongeren. In dit perspectief, is racisme dan ook een structureel maatschappelijk probleem, geen individueel probleem noch een probleem van minderheidsgroepen alleen. Er is dus een mentaliteit van gedeelde verantwoordelijkheid nodig.

Politiserende werking

Emanciperend jeugd(welzijns)werk schreeuwt dan ook om een politiserende werking waar de geleefde realiteit van kinderen en jongeren als vertrekpunt geldt. Maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren moeten versterkt worden, door het verwerven van competenties maar ook veerkracht, weerbaarheid en macht om een betere sociale positie te verkrijgen. Zo leren ze als kritische burgers reflecteren op de eigen en andermans positie, situaties analyseren en hun democratische rechten opeisen om de samenleving mee vorm te geven.

Het is daarbij geen luxe om de handelingsruimte van jongeren en jongerenwerkers realistisch in kaart te brengen. Wat is er mogelijk op korte en lange termijn? Hoe betrokken zijn de jongeren, en in welke mate willen ze (nu of later) investeren? Op welke voorwaarden? De antiracistische strijd is er vooral één van vallen en opstaan, van energie opdoen en verliezen, van succes en falen, zoals het leven zich kenmerkt. Maak dan ook geen loze beloftes maar zet in op het vieren van kleine successen en de oprechte wil om mee de strijd aan te gaan die jongeren de nodige ademruimte en hoop leveren.

Jeugdwerkers hebben een unieke positie van nabijheid als vertrouwenspersoon en kunnen hierdoor broodnodige inzichten verwerven in de positie van kinderen en jongeren. Ze kennen hun negatieve ervaringen, hun frustraties en worstelingen. Deze kennis delen met het beleid om maatschappelijke verandering teweeg te brengen, is een goede strategie om meer nabij te zijn als opvoeder en een brugfunctie te vervullen tussen kinderen en jongeren en beleid. Zo maken jeugdwerkers onzichtbare jongeren zichtbaar.

Samira Azabar is sociologe en momenteel doctoraatstudente binnen de politieke wetenschappen waar ze zich toespitst op de politieke participatie van moslims in Westerse democratieën. Ze heeft jarenlange ervaring als vormingsmedewerkster waar ze eerstelijnswerkers (vooral jeugdwerkers en leerkrachten) begeleidde rond de identiteitsontwikkeling van (moslim)jongeren en gevolgen van discriminatie en racisme. Hierbij ontwikkelde ze mee tools en handvaten. Verder werkte ze samen met jongeren rond verkiezingen en burgerschap en is ze lid en medeoprichter van het feministisch en antiracistisch collectief BOEH! (Baas Over Eigen Hoofd!).

Meer info en leestips:

Het boek Racisme. Over wonden en veerkracht. Auteur: Naima Charkaoui, Uitgeverij EPO
Het boek Positieve identiteitsontwikkeling met moslimjongeren - Een tool- en handboek voor eerstelijnswerkers. Auteurs: Elke Vandeperre, Jonas Slaats, Rosalie Heens, Samira Azabar, Uitgeverij Garant

Lees hier de vorige bijdrage in deze reeks van Mohamed Barie.