dēmos is sinds 2025 deel van publiq vzw. We blijven maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector vormgeven volgen en werken aan gelijke participatiekansen. We staan voor cultuur, jeugdwerk en sport die aansturen op maatschappelijke veranderingen en bouwen aan een meer open, inclusieve én democratische samenleving.
Samen uit, samen thuis
item_left

item_right
Samen uit, samen thuis
De netwerken vrijetijdsparticipatie staan aan de vooravond van een belangrijke transitie. Met het nieuwe Decreet Bovenlokale Cultuurwerking kunnen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS’en) vanaf april 2026 een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie aanvragen. Vanaf 2027 wordt de werking dus niet langer uitsluitend lokaal georganiseerd, maar ook officieel bovenlokaal ingebed. Tegen 2032 zullen alle lokale netwerken hun krachten moeten bundelen in bovenlokale netwerken vrijetijdsparticipatie.
Sommige regio’s gingen alvast regionaal aan de slag nog vóór het nieuwe decreet van kracht werd. Zo ook Neteland – het samenwerkingsverband tussen Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Olen en Vorselaar – dat in 2020 als eerste IGS een regionaal netwerk vrijetijdsparticipatie oprichtte binnen het Participatiedecreet. Stien Roes, coördinator bovenlokaal vrijetijdsbeleid in de regio, vertelt hoe Neteland die pioniersrol opnam en vandaag inzet op een toegankelijk en inclusief vrijetijdsbeleid over gemeentegrenzen heen.
De regio Neteland telt ruim 70.000 inwoners. Het is een relatief kleine regio qua inwonersaantal, maar niet in dynamiek. Al sinds 2017 bloeit er op verschillende beleidsdomeinen een sterk samenwerkingsverband tussen de gemeenten, onder het motto ‘Samen uit, samen thuis’. “Wat voor ons telt,” vertelt Stien, “is dat we er bewust voor kiezen om samen te werken. We vragen ons telkens af: heeft dit meerwaarde voor ons vijven? Als dat zo is, gaan we ervoor. Het bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie vormt daarop geen uitzondering.”
Wat was de motivatie om zelf zo’n netwerk op regionaal niveau op te starten?
Stien: “We stelden vast dat er al een aantal gemeenten een vrijetijdspas hadden voor mensen met een beperkt budget, maar dat het idee leefde om met UiTPAS te starten. Aangezien we sowieso al samenzaten rond vrijetijdsthema’s, leek een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie een logisch orgaan. Een regionale UiTPAS zorgde voor de hefboom om een bovenlokaal netwerk op te richten en gaf ons meteen een concreet project. Er was al een structurele bovenlokale werking rond cultuur, rond sport werkten we bovenlokaal samen met projectsubsidies. Ook voor jeugd dachten we na over een dossier bovenlokaal jeugdwerk. We konden dus makkelijk verbinden met die deeldomeinen. De bouwstenen voor een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie lagen klaar. Ik kan me voorstellen dat dit voor IGS’en cultuur waar dat niet zo is een grotere uitdaging vormt.”
Wat zijn sleutelelementen bij de oprichting van zo’n bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie?
Stien: “Dat vrije tijd en welzijn elkaar vinden. Daarvoor moet er dus eerst worden gekeken welke samenwerkingen er al zijn tussen lokale vrijetijds- en welzijndsdiensten en armoedeverenigingen of Welzijnsschakels. Pas als er lokale verbinding is, heb je potentieel draagvlak voor een bovenlokale samenwerking. Dat geldt trouwens niet alleen bij de opstart. Het is belangrijk om te behouden wat lokaal goed werkt.
Ten tweede helpt het om van bij de start gezamenlijke doelstellingen en enkele concrete acties te formuleren. Daardoor wordt de meerwaarde niet alleen onmiddellijk duidelijk voor iedereen, maar vertaalt ze zich ook direct in de praktijk. Creëer ook realistische verwachtingen van wat je samen kan bereiken en hou rekening met de draagkracht van alle betrokkenen. Tenslotte zou ik aanraden om elkaar echt te ontmoeten, fysiek rond de tafel te gaan zitten.”
Welke stappen hebben jullie in de regio Neteland concreet gezet?
Stien: “De eerste jaren lag de focus op de opstart van UiTPAS en op de oprichting van Rap-op-Stap-kantoren. Daarnaast maakten we tijd voor ontmoeting: uitwisselen van ervaringen en momenten van kennisdeling, bijvoorbeeld rond het werken met vrijwilligers. In de loop van 2023 wilden we de focus op het wegnemen van financiële drempels verruimen en meer gaan inzetten op andere, inhoudelijke drempels.
Daarvoor hebben we om te beginnen ons netwerk geëvalueerd. In eerste instantie gebeurde dat via een groepsgesprek bij de armoedeverenigingen en Welzijnsschakels, mét de mensen die deelnemen aan de activiteiten dus. We evalueerden UiTPAS en Rap Op Stap maar spraken ook over nieuwe doelstellingen voor het netwerk. Een derde thema was de manier waarop de armoedeverenigingen hun betrokkenheid zien en hoe zij willen deelnemen aan het netwerk. Voor de medewerkers van de lokale besturen hebben we dezelfde thema's bevraagd, maar dan via een enquête.”
Wat waren de belangrijkste inzichten uit die evaluatie?
Stien: “Tot vóór de evaluatie pakten we het netwerk aan op een standaard-manier. We kwamen twee keer per jaar samen met een afvaardiging van de vrijetijds- en welzijnsdiensten en een afvaardiging van de Welzijnsschakels en de armoedeverenigingen. We merkten dat van die laatsten voornamelijk coördinatoren mee aanschoven en niet de deelnemers zelf. In de evaluatie gaven de deelnemers aan graag meer betrokken te zijn, maar het idee in openbare bijeenkomsten het woord te moeten nemen vormde een drempel. Dat is natuurlijk een gevolg van bovenlokaal samenwerken: je zit met meer volk aan tafel.”
Wat deden jullie met deze input?
Stien: “We werkten een nieuwe overlegstructuur uit, met kleinere werkgroepen die thematisch aan de slag gaan en waarbinnen mensen zich kunnen engageren. Daardoor konden we mensen aantrekken die voorheen niet betrokken waren maar nu vanuit hun expertise over een bepaald thema interesse toonden. De deelnemers uit armoedeverenigingen verenigden zich in een specifieke werkgroep. De coördinator van een van de verenigingen werd trekker van die werkgroep. Zij vormt de brug en koppelt terug op de twee bovenlokale momenten. Die twee grote jaarlijkse vergadermomenten zijn vooral gericht op uitwisseling en inspiratie tussen de leden van het netwerk. We spraken ook af dat elk lokaal bestuur één keer per jaar daar een inspirerend voorbeeld brengt van hoe er wordt omgegaan met vrijetijdsparticipatie.”
Welke impact heb je gemerkt van deze evoluerende overlegstructuur?
Stien: “Die werkgroep met deelnemers uit de armoedeverenigingen vormt vandaag het klankbord voor alle andere werkgroepen en is zo een drijvende kracht binnen het grotere geheel. Ze stelt zelf haar agenda en de doelstellingen samen, zorgt voor input en reflectie. (denkt even na) Mijn droom is om nog een stapje verder te gaan, en mensen met armoede-ervaring nog directer te betrekken bij de werking van het bovenlokale netwerk. We koppelen daarom vanuit de bovenlokale bijeenkomsten actief terug naar de armoedeverenigingen, zodat zij steeds de laatste stand van zaken kennen.”
De opsplitsing in werkgroepen zorgt ongetwijfeld voor een grotere slagkracht op bepaalde thema’s, maar hoe houd je al deze mensen ook betrokken bij het grotere, bovenlokale verhaal?
Stien: (knikt) “Dat blijft een aandachtspunt. Ondanks de grote betrokkenheid van de gemeenten bij het IGS, ligt de focus begrijpelijkerwijs nog voornamelijk lokaal. Vandaar ook mijn tip van daarnet: zorg ervoor dat je bovenlokale netwerk stevig is ingebed en blijf voortdurend lokaal terugkoppelen. Daardoor voelt een IGS-werking niet aan als iets wat ‘erbovenop’ komt.
Kijk, van uitwisseling worden we allemaal rijker. Als de armoedeverenigingen elkaar beter leren kennen, kunnen ze leren van elkaars aanpak en eventueel hun leden doorverwijzen. En als er nood is aan een gesprek over een domein dat grenst aan vrije tijd, zoals wonen, moet dat ook kunnen. Als coördinator bovenlokaal vrijetijdsbeleid is dat mijn taak: om de dingen warm te houden, maar ook buiten de grenzen te kijken.”
Vraagt het combineren van deze rollen veel tijd of energie van je?
Stien: “Dat valt eigenlijk wel goed mee. (glimlacht) Het lijkt intensief om zo’n netwerk te starten, maar je werkt natuurlijk al binnen het grotere geheel van een IGS, dat schept een kader. Bovendien hebben we er in regio Neteland bewust voor gekozen om verantwoordelijkheden te spreiden binnen het netwerk. Zo bewaken de trekkers van de werkgroepen de agenda en doelstellingen van hun eigen werkgroep en zorgen ze ervoor dat de groep blijft samenkomen. Zoiets verlicht mijn takenpakket. Daarnaast is het eigenaarschap verdeeld over de verschillende gemeenten. Sommige gemeenten zijn actiever op het ene thema, minder op een ander. De totale werklast komt dus nooit op één gemeente of volledig op het IGS terecht. Dat betekent echter niet dat niet elke gemeente ergens een rol opneemt in het grotere verhaal. Het blijft: samen uit, samen thuis. Samen sta je gewoon sterker.”
Benieuwd naar de decreetswijzigingen? Lees meer in ons artikel over de nieuwe regelgeving.