dēmos is sinds 2025 deel van publiq vzw. We blijven maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector vormgeven volgen en werken aan gelijke participatiekansen. We staan voor cultuur, jeugdwerk en sport die aansturen op maatschappelijke veranderingen en bouwen aan een meer open, inclusieve én democratische samenleving.
Zichtbaarheid als motor voor verandering
item_left

item_right
Zichtbaarheid als motor voor verandering
De netwerken vrijetijdsparticipatie staan aan de vooravond van een belangrijke transitie. Met het nieuwe Decreet Bovenlokale Cultuurwerking kunnen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS’en) vanaf april 2026 een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie aanvragen. Vanaf 2027 wordt de werking dus niet langer uitsluitend lokaal georganiseerd, maar ook officieel bovenlokaal ingebed. Tegen 2032 zullen alle lokale netwerken hun krachten moeten bundelen in bovenlokale netwerken vrijetijdsparticipatie.
Voor veel gemeenten betekent dit een verschuiving van de vertrouwde lokale netwerken naar bovenlokale samenwerkingsverbanden. Tegelijk is het een genuanceerder verhaal: in de praktijk bouwen veel regio’s voort op bestaande lokale dynamieken en zoeken ze samen naar manieren om die samenwerking naar een hoger niveau te tillen.
“Zichtbaarheid kan een motor zijn om echt iets te veranderen”
Cultuur Noordrand is een samenwerkingsverband van 13 gemeenten en vzw De Rand, gesitueerd in de rand rond Brussel. Sinds vier jaar vormt Noordrand samen de cultuurregio. Voordien werd er al intergemeentelijk samengewerkt op het vlak van cultuur – de bibliotheek had een netwerk en ook de cultuurhuizen werkten samen. Bij het oprichten van de regio en het schrijven van een Cultuurnota werd duidelijk dat men in verschillende gemeenten op dezelfde uitdagingen botste, zoals onder andere meertaligheid, het bereiken van jongeren, maar ook het bereiken van mensen in armoede. Jo Sollie, coördinator Cultuur Noordrand, vertelt hoe het verlangen om de drempels tot cultuurparticipatie te verlagen mee aanleiding gaf tot het oprichten van een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie.
Jo: “Verschillende gemeenten speelden al met het idee om met UiTPAS te starten, maar vanwege beperkte tijd en middelen bleek dat niet evident voor kleinere gemeenten. Als je als gemeente met UiTPAS wil starten, wordt bovendien sterk aangeraden om een lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie te hebben. We besloten om UiTPAS bovenlokaal uit te rollen – en waarom dan ook het netwerk niet meteen bovenlokaal organiseren? We wisten dat die netwerken zich breder toespitsen op vrijetijdsparticipatie, maar we hebben vanuit de cultuurpoot beslist om het voortouw te nemen en er gewoon voor te gaan.”
Hoe gingen jullie concreet te werk?
Jo: “We startten met het informeren van onze partners, in eerste instantie beleidspartners als schepenen en de medewerkers binnen Welzijn, Cultuur en Vrije tijd. Ook binnen onze eigen werking werd het idee aan verschillende werkgroepen en platforms voorgelegd én aan de raad van bestuur. Vervolgens zijn Dēmos, Regio Neteland (die eerder zo’n netwerk had opgericht, red.) en UiTPAS Asse een toelichting komen geven op onze trefdag. Het leek ons logisch om beide trajecten samen in gang te zetten: zowel het bovenlokaal netwerk als de uitrol van UiTPAS.
Wilden alle gemeenten meteen instappen?
Jo: “Na het informeren komt het beslissen – en zoiets komt de verschillende gemeenteraden toe. We lieten de keuze: instappen op korte termijn of een intentie om op langere termijn aan te sluiten. Niet alle gemeenten vonden dit een makkelijke beslissing: vrijetijdsparticipatie van mensen in armoede zal altijd een lokaal gegeven blijven. Dat betekent dat er ook lokaal middelen én mensen ter beschikking moeten zijn. Vooral voor UiTPAS moest vaak iemand extra worden aangenomen. Toch stapten elf van de dertien gemeenten in. We voelden bij de gemeenten een nood om van projectmatig werken rond vrijetijdsparticipatie over te gaan naar een duurzamer format en het bovenlokaal netwerk is daar een ideaal vehikel voor. Voor UiTPAS startten we in 2024 met zes gemeenten. De andere gemeenten bekrachtigden hun intentie om later aan te sluiten.”
Was de opstart arbeidsintensief?
Jo: “Het opstartproces heeft uiteindelijk – tot het schrijven van de afsprakennota – een jaar in beslag genomen. Vanuit cultuur zijn we soms minder vertrouwd met de welzijns- en armoedesector, we zijn dus eerst bij die partners langsgegaan. In de regio is er één vereniging waar armen het woord nemen (Uit het Niets in Vilvoorde, red.), maar we leerden ook lokale partners kennen, zoals de Welzijnsschakels, (W)arm-kracht, sociale kruideniers, ... Dit was ontzettend interessant! Heel wat verenigingen zijn bijvoorbeeld al artistiek bezig. Samen met Dēmos hebben we vervolgens een gezamenlijk traject afgelegd om te komen tot gedeelde ambities, visie en doelen.
Na een jaar hadden we een draagvlak gecreëerd, een goede basis neergeschreven, een kader van waaruit we konden vertrekken. Op dat moment gaat de werklast voor het IGS terug een stuk naar beneden. Het is ook niet zo dat de bovenlokale trekker al het werk alleen moet doen. Dat zit ook in ons DNA als regio: goed afstemmen wat lokale en bovenlokale taken zijn en waar we beroep kunnen doen op externe expertise. ”
Hoe loopt het netwerk vandaag?
Jo: “We zijn nog maar een jaar bezig, dus het is uiteraard nog wat zoeken. Momenteel bestaat het netwerk uit welzijns-, vrijetijds- en armoedepartners. We werken in één grote overlegstructuur en komen 2 à 3 keer per jaar samen met de grote groep. Het voorbije jaar lag de focus vooral op het delen van inspirerende praktijken zowel binnen als buiten de regio. Naast het samenbrengen van het netwerk hebben we ook een trefdag Noordrand. Een jaarlijks evenement waarop we ook veel aandacht besteden aan het delen van kennis over het verlagen van participatiedrempels van mensen in armoede – dit jaar bijvoorbeeld via een sessie rond UiTPAS op school.
We voelen wel een verschil in dynamiek tussen de lokale besturen die eerder binnen een zogenaamde vergadercultuur werken, terwijl de armoedepartners werken vanuit een andere mindset. Het is een uitdaging om die dynamieken op elkaar af te stemmen, op maat te werken van de verenigingen die heel wat hooi op hun vork hebben, en ervoor te zorgen dat we nabij kunnen blijven zonder hen te overvragen. Want het is en blijft voor hen dat we iets willen betekenen.”
Heb je een voorbeeld van wat het netwerk al kon bereiken?
Jo: “In Opwijk wordt bewust ingezet op het betrekken van anderstalige kinderen en jongeren bij vrijetijdsparticipatie, vaak op het kruispunt met armoede. Voor deze doelgroep is doorstroom naar het vrijetijdsaanbod niet vanzelfsprekend. Daarom werd dit schooljaar een initiatief opgestart waarbij jongeren elke woensdagnamiddag kunnen deelnemen aan workshops rond verschillende vrijetijdsthema’s zoals gaming. Na de lesdag kunnen de jongeren meteen hun boterhammen opeten en deelnemen aan de activiteiten. Dit verlaagt drempels en maakt de stap naar vrijetijdsparticipatie makkelijker. Maar ook bij de uitrol van UiTPAS waren we actief betrokken, waarbij we zelfs teksten door de armoedeverenigingen lieten nalezen op heldere en duidelijke taal, specifiek met oog op toegankelijkheid voor mensen in armoede.”
Waar zie je nog groeikansen?
Jo: “We zijn momenteel op zoek naar wat een bovenlokale rol nog meer kan inhouden, door te kijken naar mogelijke voorbeelden op het kruispunt tussen cultuur en armoede. Zo is er bijvoorbeeld Zuurstof, een ontzettend interessant project in Puur-Sint-Amands en Bornem, waarbij de armoedevereniging in samenwerking met de lokale netwerken een expo en podcast hebben gemaakt waarmee ze de waarde van vrije tijd voor mensen in armoede onderstrepen.
Een belangrijke meerwaarde die we bovenlokaal kunnen bieden, is het zichtbaar maken van mensen in armoede en van de drempels die ze ervaren rond deelname aan vrije tijd. Zichtbaarheid kan een motor zijn om echt iets te veranderen. Maar als je dit duurzaam wil aanpakken, moet het een duidelijke beleidslijn zijn – iets waarover je durft te spreken, dat je kan evalueren en bijsturen.”
Hoe betrek je jouw raad van bestuur? Zitten zij soms mee aan tafel?
Jo: “We proberen onze bestuurders op verschillende manieren te informeren maar ook te betrekken en zo draagvlak te creëren. We gaan veel ter plaatse, verzamelen beeldmateriaal van onze projecten en presenteren dit aan de raad van bestuur. Zo ziet deze wat er gebeurt en voelt ze zich geïnformeerd. Wanneer er iets in de gemeente van een van de bestuurders plaatsvindt, betrekken we deze ook actief en laten we die het woord nemen.”
Hoe verdelen jullie de middelen over de regio?
Jo: “Als IGS ontvangen wij alle trekkingsmiddelen en zorgen we ervoor dat deze verder vloeien naar de gemeenten en de lokale praktijk. Wij dienen een dossier in voor alle elf gemeenten – er zijn dus geen elf afzonderlijke aanvraagdossiers nodig. Voorlopig is dit een goede manier, maar als we in de toekomst zien dat er steeds meer bovenlokaal wordt opgepikt of als we dit anders willen verdelen, zullen we dat opnieuw bespreken.”
Is er afstemming tussen de cultuurnota van het IGS en de afsprakennota van het netwerk vrijetijdsparticipatie?
Jo: “Binnen onze bredere cultuurnota is een van de uitdagingen het verlagen van drempels naar cultuur. Intussen is het decreet herschreven en zullen we als cultuurregio moeten inzetten op een inclusief beleid voor kansengroepen. Hoe verhouden deze onderwerpen zich tot elkaar? Hoe verhoudt de ruime term ‘kansengroepen’ zich tot de doelgroep ‘mensen in armoede’ die we met het bovenlokaal netwerk beogen? Er is ook een verschil tussen cultuurparticipatie, wat nauwer is dan vrije tijd, waartoe ook sport en jeugd behoren. De afstemming over overeenkomst en verschil is de oefening die we binnenkort zullen maken.”
Heb je tips voor andere IGS’en die met een bovenlokaal netwerk aan de slag willen gaan?
Jo: “Zowel grote als kleine gemeenten moeten waarde halen uit het netwerk, zij het op verschillende manieren. Het is dan ook een belangrijke taak voor een IGS om ervoor te zorgen dat het netwerk voor iedereen relevant blijft. Alle gemeenten moeten een stem krijgen en zich gehoord voelen. Alle partners moeten gelijkwaardig betrokken worden, dit is essentieel om het draagvlak te vergroten.
Daarnaast wil je iedereen mee in het bad krijgen, wat niet altijd evident is. We proberen flexibiliteit in te bouwen, bijvoorbeeld door te werken met verschillende snelheden. Niet elke gemeente hoeft meteen op hetzelfde tempo mee te gaan; door ruimte te laten voor een gefaseerde aanpak vergroot je de kans dat meer gemeenten aansluiten en zich betrokken voelen.
Heb oog voor wat lokaal goed werkt en zoek vooral naar de manier waarop je bovenlokaal een extra dimensie toe kan voegen. En tenslotte: de kracht van het netwerk zit in de uitwisseling van ervaringen en vertrouwen. Afstemmen is belangrijk, zeker in een samenwerkingsverband van dertien gemeenten. Het gaat erom aan te voelen wat voor de gemeenten en lokale partners afzonderlijk belangrijk is – als je dat meeneemt op maat van de regio, creëer je vertrouwen en krijg je velen mee aan boord.