37 procent van jonge sporters ervaart discriminatie volgens onderzoek KU Leuven

item_left

item_right

37 procent van jonge sporters ervaart discriminatie volgens onderzoek KU Leuven

Artikel

Beeld Joey Zanotti - CC by 2.0

Sociologen Ellen Huyge en Jeroen Scheerder van de Katholieke Universiteit Leuven maakten in maart 2021 de resultaten kenbaar van een studie naar discriminatie in het Belgische jeugdvoetbal. Hun onderzoek, dat gebeurde in opdracht van de Vlaamse, Waalse en Belgische voetbalbond, toont aan dat discriminatie een bekend fenomeen is voor jeugdspelers en hun ouders. Zo blijkt dat 37% van de bevraagde jeugdspelers discriminatie ervaarde. Meer bevindingen over dit onderzoek lees je in dit artikel.

Discriminatie kent vele gezichten

Samenleven in superdiversiteit stelt grote uitdagingen, en dat is niet anders in een niche als het (jeugd)voetbal, waar deze superdiversiteit zich ook scherp aftekent. Zo blijkt alvast op basis van de één-op-één interviews dat discriminatie onder jeugdspelers en -speelsters zich manifesteert op basis van verschillende identiteitskenmerken: meisjes geven aan slachtoffer en getuige te zijn geweest van seksisme, terwijl jongeren met een migratieachtergrond en/of donkere huidskleur rapporteren slachtoffer te zijn geworden van racisme. Naast seksisme en racisme, was er in de interviews ook sprake van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie, genderidentiteit, sociale klasse, verblijfsstatuut (asielzoeker), religie en taal.

De vorm die de discriminatie aanneemt – of het nu om seksisme of racisme gaat of nog een andere vorm van discriminatie – is velerlei, toch geven de jongeren aan dat het vaak gaat om discriminerende commentaren op en naast het voetbalveld. Voorbeelden van dit soort van toeschouwersagressies zijn de scheldwoorden die gebruikt worden om de spelers ‘die anders zijn’ aan te spreken: “Sale black, rend chez toi!!”” of “Hé, dikzak, kan je het niet!!?”.

Ook stereotypering van voetbaltalent op basis van onder meer herkomst, blijkt wijdsverspreid te zijn onder de jeugdspelers en -speelsters. Zwart-Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse spelers worden vaker in aanvallende spelposities gezet vanuit de idee dat zij respectievelijk “snel” en “technisch sterk” zijn en om deze reden dus beter geschikt zijn voor deze posities, aldus de geïnterviewden. Negatieve stereotypes treffen vaker de zwaardere spelers (en speelsters) alsook de spelers met een donkere huidskleur waarbij men veronderstelt dat ze respectievelijk “te traag zijn” en “spelinzicht missen.” Meisjes worden dan weer verondersteld “nooit zo goed te kunnen zijn als jongens”, blijkt uit de gesprekken.

1 jeugdspeler op 3 rapporteert discriminatie

Uit het survey-onderzoek blijkt dat 37 procent van alle jeugdvoetballers de voorbije twee seizoenen in aanraking kwam met discriminatie. De meesten meermaals. Bij meisjes gaat het zelfs om ruim de helft. Hoewel de bevraging dus erg breed gaat - ook fatshaming of homo- en transfobie zijn duidelijke aandachtspunten - drijft vooral racisme boven als een huizenhoog probleem. Bij liefst 31 procent van de jeugdspelers die in aanraking komt met discriminatie, ligt huidskleur aan de basis. Ook etniciteit (18%), moedertaal (15%) of religie (13%) worden vaak aangewezen als factor. Specifiek in Vlaanderen komen spelers met een zwarte huidskleur en moslims dus het vaakst in aanraking met discriminatie.

Ook voetbalouders geven duidelijk aan dat discriminatie een groot probleem is. Maar liefst 3 op de 4 ouders merkten de afgelopen twee voetbalseizoenen discriminatie tijdens jeugdwedstrijden op. Zestig procent zegt het meermaals per seizoen te zien en ruim een kwart geeft aan dat hun eigen kind slachtoffer werd. Dat laatste cijfer is een onderschatting in vergelijking met het cijfer dat jeugdspelers zelf rapporteren. De onderzoekers observeerden ook 32 jeugdwedstrijden. In vijf wedstrijden werden daarbij in totaal acht racistische incidenten opgemerkt.

Jongeren én ouders

Ouders bekleden een specifieke, bevoorrechte positie in het jeugdvoetbal. Vaak van heel dichtbij volgen ze intens het voetbalgebeuren van hun kinderen op. Als het bijvoorbeeld om het percipiëren van discriminatiegronden in het jeugdvoetbal gaat, blijkt uit het survey-onderzoek dat deze redelijk goed overeen komt met de werkelijke ervaring die jongeren inzake discriminatie hebben. De perceptie van ouders op wat er op en rond het voetbalveld gebeurt, kan dan ook als een belangrijke eerste bron van informatie worden beschouwd. Clubbestuurders en andere verantwoordelijken kunnen ouders actief/actiever betrekken bij het detecteren en signaleren van vormen van uitsluiting en pesten.

Andere praktijksuggesties

Jongeren zijn extra kwetsbaar als het gaat over een fenomeen als sociale uitsluiting: ze zijn jong, beseffen niet altijd wat hen overkomt of “ze nemen discriminatie erbij”. Ze hebben, zo blijkt uit de cijfers en de interviews, ook niet altijd zicht op de structuren van het Belgische voetbal en diens meldpunten. Jeugdspelers weten dus vaak niet bij wie zij terecht kunnen met hun slechte ervaringen: het aanspreekpunt voor integriteit (API) binnen hun club kennen zij meestal niet. Voetbalfederaties en clubbesturen doen er dus goed aan om in het bijzonder voor de jeugdspelers te denken aan de uitbouw van een zo laagdrempelig mogelijk meldpunt: iemand binnen de club bij wie jeugdspelers zich 100% veilig voelen en van wie ze kunnen verwachten dat hij of zij hen zal geloven wanneer ze spreken over hun ervaringen met discriminatie. 

Meer over het onderzoek

Het is de eerste keer dat een dergelijk onderzoek naar sociale uitsluiting bij jeugdspelers en -speelsters (10 tot en met 20 jaar) in het voetbal plaatsvond. De onderzoekers gebruikten een brede lens en keken naast discriminatie op basis van huidskleur en/of herkomst, ook naar andere vormen van discriminatie zoals seksisme, holebifobie of discriminatie op basis van overgewicht. Het onderzoek omvatte overigens verschillende methodes: wedstrijdobservaties, een online survey bij meer dan 2000 jeugdspelers en hun ouders, en een 20-tal interviews. De verschillende studies, BMS 89 tot en met BMS 91, staan hier gebundeld.

Dit artikel werd gemaakt in nauwe samenspraak met Ellen Huyge, 1 van de betrokken onderzoekers. Meer info over het onderzoek vind je hier