De kiezel in de schoen. Hoe politiek is sociaal-artistiek werk?

item_left

item_right

De kiezel in de schoen. Hoe politiek is sociaal-artistiek werk?

Artikel

Zijn we politiek genoeg? Het is een vraag die ook de kunsten bezighoudt. Het sociaal-artistiek werk zou hier alvast volmondig ja op moeten zeggen. Vanuit hun mission statement hebben deze praktijken een sterke politieke boodschap: het verdedigen van de culturele rechten van minderheidsgroepen. Maar hoe uit zich die politieke kracht in de praktijk? Ligt die in de artistieke creatie met mensen in precaire levensomstandigheden en het vertellen van hun verhalen? Of in het verbinden van creatie met sociale actie, het blootleggen van structurele uitsluitingsmechanismen en persoonlijk engagement? En is dit politiek handelen vol te houden of bevestigen we -alle goede bedoelingen ten spijt- toch vooral de heersende systeemlogica’s? Dēmos ging in gesprek met Anja Claeys en Dominique Willaert van het Gentse Victoria Deluxe, Axel Claes van het Brusselse Plus-tôt te Laat en Johan Petit van MartHa!tentatief in Antwerpen en sprokkelde enkele boeiende meningen bij elkaar.

Victoria Deluxe: kunst en politiek onder één dak

Als er één sociaal-artistiek gezelschap is dat niet snel de kritiek zal krijgen politiek immobiel te zijn, is het Victoria Deluxe wel. Op dit moment draait de documentaire cRISEsUP in de Gentse Studio Skoop op volle toeren. De film toont de motieven en actiemiddelen achter de strijd van vakbonden en nieuwe sociale bewegingen tegen de financiële en economische crisis van het neoliberale systeem. Achter de film zit een duidelijke visie die reeds in eerdere producties van Victoria Deluxe naar boven kwam. Maar het gezelschap schrikt er ook niet voor terug om politieke acties op te zetten waarin het artistieke wordt losgelaten, zoals een affichecampagne tegen de oorlog in Irak. Tijd voor een gesprek met Anja Claeys en Dominique Willaert, respectievelijk zakelijk en artistiek leider van Victoria Deluxe.

Dēmos: In jullie werking zit duidelijk een artistieke én politieke dimensie vervat. Welke visie zit hierachter?

Dominique: “Het mens- en maatschappijbeeld dat we verdedigen is gericht op het ontwikkelen van meer sociale, economische en ecologische rechtvaardigheid.

Deze visie overstijgt een partijpolitieke benadering. Het is een diep streven naar een samenleving die solidariteit, nabijheid en gemeenschappelijkheid als centrale waarden naar voren schuift. In veel verhalen en getuigenissen hoor en voel je impliciet of expliciet dat dit het diepe verlangen is van veel van de burgers met wie we samen werken.”

Anja: “De politieke betekenis of dimensie van onze sociaal-artistieke praktijk zit vooral in de feitelijke vaststelling dat heel wat grondrechten van burgers onvoldoende worden ingevuld en soms zelfs zwaar worden geschonden. Bijna dagelijks komen medewerkers van Victoria Deluxe in contact met burgers met een te laag inkomen, met te hoge huur- en energiekosten, met mensen die geen job vinden omwille van hun leeftijd of superdiverse achtergrond, met burgers die slachtoffer worden van huisjesmelkers… . Onze kernopdracht bestaat uit het ontwikkelen van kwaliteitsvolle sociaal-artistieke projecten, maar voor en na de repetities kunnen we onmogelijk doen alsof we in een vacuüm leven en willen we streven naar een betere invulling van de bestaansvoorwaarden van de burgers voor wie we werken. Als sociaal-artistieke werking kun je onmogelijk een ‘neutraal’ mens- en maatschappijbeeld verdedigen.”

Dēmos: Wat verstaan jullie onder politiek handelen? Hoe maak je dit concreet?

Anja: “Binnen onze werking reserveren we tijd om als ploeg stil te staan bij de maatschappelijke realiteit van onze deelnemers en samen met andere actoren uit de civiele maatschappij over te gaan tot politiek handelen. Dit politiek handelen verwijst vooral naar het verdedigen van de grondrechten. Het houdt in dat we deelnemen aan publieke debatten, opiniestukken schrijven, deelnemen aan manifestaties of zelf acties opzetten zoals de affichecampagne ‘Stem 72’ voor een meer humaan asielbeleid of de protestactie rond omgaan met voedsel naar aanleiding van de ‘muffinman’ (de man die in 2010 weggegooide muffins uit de afvalcontainer van een Gentse supermarkt stal, nvdr).”

Dēmos: Op basis waarvan beslissen jullie om over te gaan tot politiek handelen en hier binnen jullie werking tijd voor te maken?

Dominique: “De sociaal-artistieke projecten op zich zijn niet de inzet van ons politiek handelen. Wel merk je dat in de loop der jaren sommige thema’s die kenmerkend zijn voor de leefwereld van onze participanten zoals migratie, werkloosheid, discriminatie, de wereldwijde protesten,… worden opgepikt en getransformeerd binnen de artistieke projectwerking of omgezet in concrete acties. We maken deze keuzes op onze teamvergaderingen. Telkens streven we naar een breed draagvlak binnen de organisatie en elke actie is ook ingebed binnen een netwerk van partners uit het brede maatschappelijke middenveld. Ons politiek handelen is volledig gericht op het van onderuit verdedigen van de grondrechten van burgers en het aanklagen van elke vorm van uitsluiting of sociaal-economische onrechtvaardigheid. We kiezen er daarbij heel uitdrukkelijk voor om voldoende afstand te nemen van partijpolitiek. Als actor binnen de civiele maatschappij claimen we een kritische en onafhankelijke positie. Dit is de enige waarborg om voluit voor een rechtenbenadering te kiezen.”

Anja: “Een interessant voorbeeld is ons engagement  binnen de ‘Beweging recht op wonen’. Aangezien heel wat burgers die aan onze werking zijn verbonden met manifeste huisvestingsproblemen kampen, hebben we een grote alertheid ontwikkeld rond deze materie. Samen met Samenlevingsopbouw Gent, Vluchtelingenwerk, Solidariteit van onderop, de Lege Portemonnees en de krakersbeweging hebben we ons geëngageerd met de bedoeling om het recht op wonen explicieter te claimen en te verdedigen. In concreto gaat het om een hybride aanpak: we nemen deel aan vergaderingen, ondersteunen zowel Gentse als Slovaakse gezinnen die in kraakpanden verblijven, werken mee aan een charter, proberen deskundigheid op te bouwen rond dit thema en finaal overwegen we om binnen onze sociaal-artistieke projectwerking een documentaire te maken rond het belang van wonen samen met een groep dak- en thuisloze gezinnen.”

Dēmos: Hoe reageert de buitenwereld op jullie acties? Staat jullie politieke rol soms onder druk?

Dominique: “We stellen vast dat wij tot één van de meest gedepolitiseerde regio’s van de wereld behoren. Er bestaan hierrond diverse verklaringsmodellen, maar wellicht heeft onze relatief hoge welvaart en de grote afhankelijkheid van overheidssubsidies hier toe bijgedragen. We hebben een gepolitiseerd maatschappelijk middenveld nodig om de sociale mobiliteit van mensen die het sociaal-economisch moeilijk hebben mogelijk te maken, een netwerk van organisaties die bereid zijn om een tegenmacht te ontwikkelen. En daar hoort ook de culturele sector bij. We moeten ons een nieuwe en andere toekomst durven verbeelden en daar willen wij een sterke bijdrage aan leveren.”

Anja: “Langzamerhand merk je dat een politiserende opstelling meer en meer wordt geapprecieerd door andere actoren uit het maatschappelijke middenveld. Je hebt nog steeds organisaties die een soort ‘neutraliteit’ claimen, maar andere organisaties geraken steeds meer overtuigd van het feit dat we sterker dan vroeger de grondrechten van onze burgers moeten leren verdedigen. Ook al kom je hiermee in een soort oppositionele rol met beleidsmakers te staan. Geen enkele beleidsmaker zal applaudisseren of prijzen uitreiken wanneer zijn of haar beleid op de korrel wordt genomen. Elke vorm van politiek handelen en engagement leidt tot diverse en uiteenlopende reacties. Als organisatie moet je hier mee om leren gaan.”

Dominique: “Je kan niemand opleggen om te kiezen om je politiek en maatschappelijk te engageren. Uiteraard hangt veel af van de keuze of je al dan niet alert wil omgaan met maatschappelijke tendensen en evoluties. Wie wil kan zich hiervan isoleren en kiezen om een projectwerking op te zetten die zich vooral focust op het artistieke. Dit is een even legitieme keuze. Ergens hopen wij vanuit onze werking dat we inspirerend zijn t.a.v. zowel de participanten, de studenten die bij ons stage lopen, andere organisaties, maar in wezen blijf je op een zelfkritische manier trouw aan de eigen keuze.”

Dēmos: Ervaren jullie soms een spanning tussen politiek handelen en artistieke creatie?

Anja: “Vanuit Victoria Deluxe blijven we sterk geloven in een en/en verhaal. Kunstenaars moeten blijvend de ruimte krijgen om op een autonome en zelfgekozen manier hun artistiek werk te ontwikkelen. De manier waarop kunstenaars zich verhouden tot de maatschappij kan en mag je nooit of te nimmer in één of andere mal gieten. Maar als organisatie heb je evenzeer die vrije keuze. Victoria Deluxe kiest heel expliciet om zich op een scherpe en duidelijke manier maatschappelijk te positioneren. Maar ook deze positie is dynamisch, zelfkritisch en evolutief. We proberen anderen bewust te beïnvloeden in onze hoop en verlangen om een andere maatschappelijke orde te zien ontstaan. Maar omgekeerd laten ook wij ons graag beïnvloeden door kunstenaars, organisaties of maatschappelijke actoren die ons denken bevragen of onderuit halen en nieuwe perspectieven aanreiken.”

Plus-tôt Te Laat: van sociale strijd in het doplokaal tot kritisch stemgeluid over de hele stad

Van Gent gaan we naar Brussel én terug in de tijd. In 1998 werd par accident Plus-tôt Te Laat opgericht, nadat een aantal gemeenteambtenaren van Sint-Joost een oproep deed aan kunstenaars om het plaatselijke stempelbureau op te fleuren. Vijf kunstenaars gingen hierop in, maar koppelden er een politieke strijd aan voor meer sociale zekerheid van kunstenaars. Dēmos sprak met Axel Claes, één van die kunstenaars en oprichter van Plus-tôt Te Laat, over hoe dit politiek engagement tot op vandaag een stempel drukt op hun werking.

Dēmos: Vanwaar kwam jullie ongenoegen en drive om de strijd voor sociale zekerheid van kunstenaars aan te gaan?  

Axel: “De oproep aan kunstenaars om het doplokaal in Sint-Joost op te fleuren viel samen met een proces dat de RVA (de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, nvdr) had aangespannen tegen de schrijfster Pascale Fontenau omdat Gallimard één van haar boeken had uitgegeven terwijl ze werkloos was en een uitkering kreeg. Er was toen ook een wet die stelde dat kunst maken in een periode van werkloosheid enkel was toegelaten in familieverband na 18u ’s avonds en voor 8u ’s morgens. De kunstenaars die wilden ingaan op de oproep waren dus achterdochtig. De ambtenaren wilden niet veel ruchtbaarheid geven aan het feit dat werklozen vervolgd werden omdat ze kunst maakten. Het heeft een paar weken geduurd voordat iedereen is meegestapt in het verhaal. Uiteindelijk is het gelukt en we haalden het RTBF-avondnieuws.

Het proces tegen de schrijfster en onze reactie hierop liep bijna gelijktijdig met de sluiting van het ICC (het Internationaal Cultureel Centrum, nvdr) in Antwerpen, wat leidde tot een bezettingsactie van kunstenaars. Verschillende bewegingen vonden elkaar en zo ontstond het netwerk Nationaal KunstenaarsPlatformdesArtistes. Dit werd door de regering erkend en we mochten dus mee aan de onderhandelingstafel zitten. Het grote idee was om tot een sociale bescherming te komen voor alle kunstenaars. De bescherming die er op dat moment al voor podiumkunstenaars bestond, moest volgens ons uitgebreid worden naar alle vormen van kunstenaarschap.”

Dēmos: Hoe heeft dit alles dan geleid tot het ontstaan van Plus-tôt Te Laat en hoe heeft het jullie werking beïnvloed?  

Axel: “In 2000 is de wet afgeschaft die stelde dat artistieke activiteiten in een periode van werkloosheid enkel in familiaal verband mochten gebeuren. Toen hadden we kunnen stoppen. Maar met het Nationaal KunstenaarsPlatformdesArtistes konden we verder springen. We zijn dus tentoonstellingen in het doplokaal blijven maken en onze manier van werken is geëvolueerd naar een samenwerking tussen kunstenaars en werklozen. Het doplokaal was eigenlijk een heel onhandige ruimte voor tentoonstellingen. Maar het bood wel interessante experimenteermogelijkheden. Tijdens die dagen stond er in het midden van de ruimte een grote tafel met ontbijtkoeken. We nodigden de mensen uit om samen te eten en te praten en daaruit groeiden dan ideeën voor tentoonstellingen.

De plek liet toe om in contact te komen met mensen die totaal anders met kunst omgaan, van de dokter tot de tuinier, van de universitair geschoolde tot de operazangeres. Bovendien bereikten we na een tijdje ook min of meer iedereen. Mensen moesten toen twee keer per maand hun stempel komen halen. Dat maakte dat je daar echt wel interessante dingen kon doen. Er zijn ingrepen geweest zoals speciaal behang in de hele ruimte, plantjes die werden gestekt en uitgewisseld, een automaat met reclameborden die je kon vernietigen. Sommige mensen lieten zich lange tijd interviewen en dit verwerkten we in de tentoonstellingen. Het doplokaal werd ook een verdeelplaats voor posters met een politieke inhoud. We moesten geen programma maken om publiek aan te trekken. Je kon bijvoorbeeld makkelijk een tentoonstelling wat langer laten staan. Dat is een interessante manier van werken.”

Dēmos: In 2006 werd de stempelcontrole afgeschaft. Verloor jullie politiek geïnspireerde manier van werken toen haar betekenis?

Axel: “Wat is het meest ultieme politieke dat je kan doen in deze maatschappij? Dat is een wet veranderen. Maar dat politieke zit ook in andere dingen. Met de jaren zijn we meer en meer begonnen met het opzetten van projecten over de hele stad. Er zijn tentoonstellingen gemaakt over en met mensen zonder papieren, videoprojecten over de verbouwing van de Madou-toren en de heraanleg van het Flageyplein, de Noordwijk… . Door onze jarenlange ervaring in het doplokaal is er een manier van werken gegroeid die ver af staat van de kunstenaar die louter toont wat hij kan. We hebben een weg gevonden om iets te vertellen over wat er leeft bij mensen en zoeken daarbij steeds naar eenvoudige, goedkope manieren om daar iets mee te doen, zoals radio, posters, video of thematische tentoonstellingen. Daarbij laten we telkens mensen samenwerken met heel verschillende invalshoeken en sociale achtergronden.

Dat is ook onze methodiek binnen de Ateliers Urbains, die we sinds enkele jaren organiseren in samenwerking met het Centre Vidéo Bruxelles. We maken films met stadsbewoners die iets te zeggen hebben over hun leefomgeving. We stellen een groep van stadsbewoners samen die elkaar niet kent en zeer divers is. We bouwen daarbij een precair evenwicht op en vermijden dat iemand het overwicht kan hebben. Het duurt heel lang voor je dat bij elkaar hebt want die diversiteit is een bron van onenigheid en heeft verschillende uitdrukkingsvormen, die niet per definitie artistiek zijn. Die manier van werken is nog steeds heel politiek.”

Dēmos: Hoe vertalen die politieke ideeën zich in de organisatievorm van Plus-tôt Te Laat? Botst jullie manier van werken soms met subsidiekaders?

Axel: “We hebben altijd kritisch gestaan ten opzichte van het krijgen van subsidies. De gemeente Sint-Joost had in onze beginjaren voorgesteld onze werking te subsidiëren. Voor ons kon daar toen absoluut geen sprake van zijn. We vonden dat een arme gemeente geen geld moest geven aan chips en wijn voor de opening van een tentoonstelling. Ook verwachten veel subsidiekaders een bepaalde organisatievorm, zoals het hebben van een zakelijk en artistiek leider. Voor een systeem waarin mensen zichzelf coördineren, lijkt geen plaats te zijn. Wij hebben heel lang nagedacht over welke organisatie we wilden zijn en hoe we ons zouden organiseren om te vermijden dat iemand het voortouw zou nemen. Vandaag zitten we met een organisatievorm die super los is, maar wel bestaat uit een groep die het over een aantal fundamentele zaken eens is.

Niemand van ons heeft zin om zich te laten leiden door gemeentelijke politiek. Dat is ook de reden waarom we de boot afhouden van projecten binnen een wijkcontract. We willen voorkomen dat onze films als propaganda gebruikt worden voor al het zogenaamd goede in een wijk. Op dit moment zoeken we wel meer en meer de weg naar subsidies via ondermeer het programma ‘Education Permanente’. We dienden ook voor het eerst een subsidiedossier in bij het Kunstendecreet voor een sociaal-artistiek project. Maar dat is niet evident. We waren al bezig met sociaal-artistiek werken voor het door het beleid zo erkend werd. Maar eens er een bepaald kader is geschapen, vraag je je constant af of je daar wel in thuishoort. We staan niet rond te bazuinen dat we met iets politiek bezig zijn. We leggen de focus eerder op het feit dat stadsbewoners hun eigen leefomgeving omschrijven. Dat is vrije meningsuiting.”

Martha!Tentatief: dramatisch pleidooi voor mededogen en mislukking

Om de grootstedelijke driehoek en onze verkenning van het politieke van sociaal-artistiek werk af te ronden, doen we tenslotte Antwerpen aan voor een gesprek met het Antwerpse Martha!Tentatief. Het theatergezelschap mag dan geen sociaal-artistieke kunstenorganisatie zijn, ze flirt wel met de werkvorm en is bovendien sterk politiek geïnspireerd. Deze combinatie leidde tot een boeiend gesprek met Johan Petit, acteur, regisseur en artistiek leider bij Martha!Tentatief.

Dēmos: Even voor de duidelijkheid, wat maakt dat jullie wel of geen sociaal-artistiek theatergezelschap zijn?

Johan: De verhouding die Martha!Tentatief heeft met het sociaal-artistiek werk is niet zuiver in die zin dat wij de methodieken en praktijken van sociaal-artistieke organisaties niet altijd volgen en onszelf ook geen sociaal-artistiek gezelschap noemen. Anderzijds hebben we wel een aantal sociaal-artistieke projecten gedaan en daar ook subsidies voor gevraagd. Eén van de grootste kritieken is dat als je zo’n project opzet, dat tijdelijk is en dat de mensen die meedoen erna weer in het zwarte gat vallen. Er zijn een aantal gezelschappen die er heel bewust voor kiezen om dat gevaar uit de weg gaan en dat maakt dat de sociale kant van die projecten ook groter is en meer impact heeft op mensen. Voor ons is dat niet het geval, omdat wij in de eerste plaats vanuit het artistieke vertrekken. We maken theater over de tijd en de wereld waarin wij leven. Maar telkens blijkt wel dat waar wij toneel over willen maken dat dat meestal gaat over de stad. En dan kom je toch uit bij hybride stukken waarbij mensen meedoen die vaak in de marge van de maatschappij leven. Zo wilden we met ‘De vernissage’ een stuk maken over het Koningsplein, de mensen die er leven en de drugsproblematiek. Dan is het voor ons de logica zelf dat je zoekt naar manieren om die mensen actief bij de voorstelling te betrekken, zowel tijdens het maakproces als in het publiek.

Dēmos: Waarin schuilt volgens jou het politieke van jullie werking?

Johan: Dat wij politiek zijn weet ik niet. Wij willen wel iets zeggen over de stad en de samenleving en we hopen toch ook ergens een bepaalde manier van denken in gang te zetten en te veranderen. Dat zou je politiek theater kunnen noemen, het feit dat we elke keer opnieuw proberen uit te drukken wat er met onze tijd aan de hand is. Want politiek is uiteindelijk toch een poging om de samenleving mee vorm te geven.

Dat is het duidelijkst in het project de ‘Revue van het ontembare leven’. In 2009 hadden we heel sterk het gevoel dat de stad meer dan ooit aan het veranderen was, gekleurder en diverser werd. Nu zijn we vier jaar later en dat gevoel blijkt ook te kloppen. Er is een gigantische immigratieversnelling gekomen en die wordt in eerste instantie duidelijk in de steden. Vroeger kwamen vooral Marokkanen naar Antwerpen. Nu is dat ontploft en woont heel de wereld in onze stad, waardoor de identiteit van de stad op de helling staat. En wat hier in Antwerpen gebeurt, gebeurt in nog heviger mate in Brussel, Parijs en andere steden wereldwijd.

We hebben toen beslist om gedurende twee jaar alleen nog stukken te maken over die superdiversiteit want als je toneel wil maken over vandaag, kan je eigenlijk niet anders dan het daarover te hebben. Dat project heeft de vorm gekregen van een revue met verschillende delen. Want we hadden het gevoel dat we dit niet konden vertellen in één voorstelling. Net zoals de stad niet één geheel is, maar duizend steden in één stad. Wat wij doen, is eigenlijk heel beschouwend. De kern van onze boodschap is dat de stad ontembaar is. Dat gaat over het gegeven dat er dingen gebeuren die je niet onder controle hebt, dat er mislukkingen zijn, misschien ook successen, maar dat er geen utopische oplossing bestaat. Bij ‘De vernissage’ probeerden we een pleidooi te houden voor mededogen, menselijkheid en mislukking. Dat pleidooi gaat regelrecht in tegen een soort van neoliberaal denken. Het stadsbestuur gaat nu met de fameuze ‘war on drugs’ niet op zoek naar mededogen, maar naar manieren om dat op te lossen. Wat wij proberen doen, is zoeken naar manieren om met de chaos om te gaan zonder dat het problematisch hoeft te zijn.

Dēmos: Hoe kijk jij naar de spanning tussen artistiek en politiek bezig zijn?

Johan: Het probleem is dat toneel maken heel moeilijk wordt op het moment dat je over concrete oplossingen gaat denken. Als toneelmaker moet je proberen om de dramatiek van iets bloot te leggen en op het moment dat je te filosofisch, maatschappelijk of sociologisch wordt, doodt dat alle verbeelding. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen betrokkenheid kan zijn. Ik heb mezelf bijvoorbeeld geëngageerd om uitspraken te doen over de overkapping van de ring in Antwerpen. Maar ik heb dat niet als gezelschap willen doen. Op het moment dat je als gezelschap politieke standpunten inneemt, heb ik het gevoel dat je een deel van je publiek afwijst. Want als je bepaalde standpunten inneemt, dan neem je ook een bepaald standpunt niet in, waardoor bepaalde mensen misschien niet meer naar onze voorstellingen komen.

Wat wij proberen, is nieuwe wereldbeelden te tonen. Dat is het schone. Een nieuw wereldbeeld toont zich altijd achter een verhaal. De dingen veranderen en verandering brengt altijd verlies met zich mee, maar het zorgt ook voor mogelijkheden. Daar zijn wij mee bezig, proberen die mogelijkheden bloot te leggen. Maar op het moment dat je concreet scenario’s begint te bedenken om dingen anders aan te pakken en echt gelijkheid te realiseren in de samenleving stap je uit de artistieke praktijk.

Tekst: An Van den Bergh

Op woensdag 8 mei 2013 organiseerde Dēmos een collegagroep sociaal-artistiek werk over het politieke van sociaal-artistiek werk. Het volledige verslag van deze versSAP kan je hieronder downloaden.