Een kunstlaboratorium voor plantrekkers

item_left

item_right

Een kunstlaboratorium voor plantrekkers

Artikel

Citylab knokt voor verbindingen tussen formele en informele netwerken

Ondersteuning en een platform bieden aan mensen met artistieke aspiraties die niet zomaar de weg vinden naar het reguliere kunstencircuit. Dat is in een notendop waar Citylab – het stadslabo dat ontstond onder de vleugels van de Brusselse Pianofabriek – voor staat. Makkelijker gezegd dan gedaan. Want de doorgedreven vraaggerichte aanpak waar de kunstenaars van Citylab zo’n nood aan hebben, schudt alle geijkte codes van het kunstenlandschap door elkaar. Dat brengt niet alleen een ongeziene artistieke rijkdom met zich mee. Het maakt van Citylab ook een werking die moet vechten voor een plekje in het kunstenveld.

Beeld: SYSTEM_D (c) Pianofabriek

Citylab is een relatief jonge structuur die voortvloeide uit wat ooit het culturencentrum van de Pianofabriek was. Gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, maar gebaseerd in het diverse Sint-Gillis, richt de organisatie zich niet op één, maar op de verschillende lokale gemeenschappen. Diversiteit zit in het DNA van de organisatie. Maar waar de aanpak van het culturencentrum aanvankelijk eerder traditioneel-pedagogisch en receptief van insteek was, evolueerde het onder de noemer Citylab naar een doorgedreven bottom-up broedplaats voor stedelijk talent.

Eén van de drijvende krachten achter die omslag was Joachim Ben Yakoub. Intussen is hij onderzoeker aan de UGent, maar als toenmalig medewerker beeldvorming en diversiteit zette hij samen met verschillende jongeren en partners onder meer SYSTEM_D op poten, het filmprogramma dat nog steeds het bekendste product is van Citylab.

Van vrouwenwerking naar filmfestival

Ben Yakoub: “Het inzicht dat we ons traditionele aanbod van vormingen en begeleiding voor doelgroepen moesten omvormen naar een meer bottom-up en inclusieve aanpak, is er gekomen door een samengaan van verschillende factoren. Toen ik in 2008 begon bij de Pianofabriek, was ik onder meer verantwoordelijk voor CitaDelle, de vrouwenwerking. We richtten ons op alleenstaande moeders die bijvoorbeeld met de computer wilden leren werken of hun rijbewijs wilden halen maar eigenlijk vooral op zoek waren naar sociaal contact. Toen ik er begon, kreeg ik meteen de opdracht die vrouwenwerking te herdenken. Het mooie aan de Pianofabriek is immers dat het zichzelf continu heruitvindt in functie van de noden van de wijk en de stad. Wat mij betreft is het één van de laatste vrijplaatsen binnen de socio-culturele en kunstensector. Ik besloot onder meer een video-atelier toe te voegen aan het aanbod. Ik vroeg de vrouwen met wie we werkten om zichzelf in beeld te brengen en zocht naar manieren om die klassieke workshops om te vormen vanuit een reële dynamiek van onderuit.”

Parallel aan die zoektocht waren er in april 2010 sterk gemediatiseerde rellen in Sint-Gillis. Ben Yakoub: “Veel van de vrouwen van CitaDelle hadden kinderen die bij de rellen betrokken waren. Via hen kregen wij verhalen te horen over de aanleiding en het verloop van wat er gebeurd was. Die strookten totaal niet met wat de media ons voorschotelden. Ik las de krant, ging naar debatten enzovoort, maar zelfs bij de meest progressieve interpretaties van dergelijke maatschappelijke problemen, was er sprake van dissonantie met wat de jongeren zelf vertelden. Daarom besloot ik om projecten op te zetten die jongeren een stem gaven. Ik vond het toen nodig om een tegendiscours te ontwikkelen voor dat mainstreamverhaal.”

Ben Yakoub nam kunstenaars als Saddie Choua of Zouzou Ben Chika onder de arm om videoprojecten uit te werken. “Maar ja”, lacht hij. “In het begin daagden er zo’n vijftien jongeren op, vervolgens waren dat er tien, de keer erop bleven er nog vijf over totdat er nog één iemand naar ons atelier kwam.”

Totdat Moussa Sah aan Ben Yakoubs bureau verscheen met een uitnodiging voor de première van zijn film Brussels Express. De jonge Brusselaar had doodleuk op eigen houtje de eerste Brusselse ‘Street-fiction’ gemaakt terwijl ze bij de Pianofabriek aan het ploeteren waren met hun filmworkshops. “Hij noemde het een samenwerking met de Pianofabriek terwijl wij van niks wisten” grinnikt Ben Yakoub. “Mijn collega Paul Van den Berghe en ik hebben onze ogen opengetrokken op die première. Je moet je voorstellen dat die zaal bomvol zat met het soort van jongeren waar je ’s avonds met een grote bocht voorbij zou lopen. Ze zaten daar luidkeels ‘on est chez nous’ te zingen. Ik was onder de indruk van Moussa’s film. Ook de twee films uit het voorprogramma van jongeren uit Schaarbeek en de Marollen bleken heel sterk te zijn. Het was voor mij in de eerste plaats een les in nederigheid: wie ben ik om het woord te willen geven aan deze jonge gasten?”

Beeld: En route – © Pianofabriek

Brussels Express deed Ben Yakoub en zijn collega’s niet alleen inzien hoeveel jongeren er met film bezig zijn en hun creaties rechtstreeks op YouTube plaatsen, maar ook dat er nood was aan een platform waarop ze hun films kunnen tonen. Daarmee vormde Brussels Express de concrete aanleiding om – via SYSTEM_D - een omslag te maken van een culturencentrum dat activiteiten opzet voor minderheden, naar een stadslabo dat vooral faciliteert.

De eerste SYSTEM_D

Samira Hmouda werkte in die tijd als stagiaire bij de Pianofabriek en is intussen stafmedewerker bij Citylab en coördinator van SYSTEM_D. “In 2012 hebben we voor het eerst SYSTEM_D georganiseerd. We mochten ons festival plaats laten vinden bij Bronks, maar die samenwerking verliep eigenlijk heel stroef. Dat was nog onder de vorige directie. We voelden ons niet welkom. We moesten zelf het onthaal doen en kregen geen vrijheid in het gebouw. Ze vroegen heel de tijd waar we naartoe gingen (lacht).”

SYSTEM_D was mooi opgenomen in de promocampagne van Bronks en het festival werd met de nodige glitters op hun site vermeld, maar daar bleef de samenwerking bij. Huidig coördinator van Citylab Angela Tillieu Olodo: “We hebben er veel uit geleerd. Zomaar ergens een festival organiseren, werkt niet. Het huis waar we mee samenwerken moet achter ons project staan. We kiezen nu enkel nog voor échte coproducties en vinden het belangrijk dat iedereen zich thuis voelt."

Los van de teleurstellende samenwerking was die eerste editie van SYSTEM_D wél een succes. Hmouda: “We hebben jongeren bereikt die hun buurt anders nauwelijks verlaten. Ze zijn de drie volle dagen aanwezig geweest, namen zelf het woord, enzovoort. Ook de mix van verschillende wijken die elkaar daar ontmoetten was uniek.”

Beeld: Ronin © Pianofabriek

Tillieu Olodo: “En dan hebben we het nog niet eens over de films gehad. Ze zaten niet alleen vormelijk goed in elkaar. De onderwerpen die ze behandelden waren heel beklijvend: politiegeweld, schoolverlaters, racisme, islamofobie enzovoort, maar dan vermengd met heel veel humor en zelfrelativering. Die jonge filmmakers boden echt een venster op een leefwereld die anders onder de radar blijft. Ik vond het daarnaast enorm verrijkend dat elke maker na de filmvertoning in dialoog ging met het publiek. Er werden unieke gesprekken gevoerd tussen groepen die elkaar anders nooit ontmoeten.”

Diversifiëren

De filosofie van SYSTEM_D is nog steeds representatief voor Citylab als geheel. Al werd al snel duidelijk dat film niet het enige medium is waarop ze zich moesten richten. Hmouda: “Ook op vlak van de podiumkunsten bestaat er een informeel circuit in Brussel dat sterke kunstenaars herbergt maar geen ingang vindt bij de traditionele kunsten. We hebben daarom met het idee gespeeld om iets interdisciplinairs te maken van SYSTEM_D. Uiteindelijk zijn we daarvan afgestapt omdat het profiel van cineasten heel anders is dan dat van artiesten die actief zijn binnen de podiumkunsten. Op die manier zijn we stap voor stap uitgegroeid tot een meer algemene broedplaats. De grote gemene deler is dat we artistiek begaafde mensen de kans bieden om hun praktijk verder te ontwikkelen door ervoor te zorgen dat ze een ruimte hebben om in te werken, door ons netwerk aan te bieden, voor logistieke en administratieve ondersteuning te zorgen enzovoort. Het doel is daarbij telkens om het talent zichtbaar te maken dat verstoken blijft van een plekje in de reguliere sector.”

Stafmedewerker Hari Sacré: “De kracht van Citylab is dat we erin slagen de informele en formele netwerken met elkaar te verknopen. Precies omdat we via de VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie, nvdr) en de Pianofabriek deel uitmaken van dat formele circuit en dus zichtbaarheid en geloofwaardigheid hebben, kunnen we de brug slaan tussen al die netwerken. De creativiteit ontstaat precies in de vele experimenten die we opzetten tussen die verschillende spelers.”

Tillieu Olodo: “Wat de makers betreft, werken we grosso modo met twee profielen. Enerzijds zijn er de autodidacten die wars van traditionele opleidingen en geijkte paden artistiek actief zijn. Anderzijds zijn er kunstenaars die elders een opleiding genoten hebben maar hier geen aansluiting vinden in de kunstensector. Denk maar aan vluchtelingen die in hun land van herkomst als kunstenaar aan de slag waren. Zeker het laatste jaar hebben we bewust ingezet op artiesten die minstens al een idee hebben van welke richting ze uit willen met hun kunstenpraktijk. Weinig Brusselse werkingen zijn daarmee bezig.”

Intussen beschikt Citylab over heel wat knowhow. Sacré: “Allereerst vertrekken we altijd vanuit hun verhaal en zijn we minder gefocust op een genre of een discipline. We leggen nooit een vaste formule op en stellen geen voorwaarden. Wel leggen we met elke kunstenaar een eigen parcours af waarbij we individueel bekijken wat ze nodig hebben.”

Ben Yakoub: “Daarin ligt een groot verschil met de reguliere sector. Citylab vertrekt vanuit onvoorwaardelijke steun, terwijl je je in de kunstensector toch eerst moet bewijzen voordat je bijvoorbeeld residentieruimte krijgt.”

De aanpak van Citylab vergt echter heel wat flexibiliteit. “Je moet de geijkte paden durven verlaten”, vertelt Sacré. “Soms werken we met iemand aan een voorstelling om halverwege het proces te merken dat die persoon eerst nog andere artistieke noden heeft. Dan schuiven we die productie gewoon op de lange baan en verleggen we de focus van het project. Evengoed kan het gebeuren dat één van onze gasten werkloos is en plots een werkaanbieding krijgt. Ook in dat geval schuiven de we productie een paar maanden op.”

Vorming en begeleiding

Artiesten die wegvloeien naar formele platformen blijven bovendien actief in de werking als coach, als scout of als feedbackgever. Hmouda: “Je merkt dat het voor onze kunstenaars belangrijk is dat ze inhoudelijk begeleid worden door mensen die begrijpen wie ze zijn.” Sacré: “De makers die terugkomen, leggen ook altijd de nodige passie aan de dag in hun ondersteuning van nieuwe kunstenaars.”

Beeld: Ronin © Pianofabriek

Een klassieke opleiding of vorming is dan ook niet voor alle Citylab-kunstenaars weggelegd. Tillieu Olodo: “We zien zo’n opleiding zeker als een optie, maar zullen het nooit voorstellen als een must. Je moet weten dat het voor onze kunstenaars niet altijd evident is om zomaar een langetermijn-engagement aan te gaan. Velen van hen werken overdag en/of weten niet wat ze over twee maanden zullen doen op professioneel gebied.” Hmouda: “Heel wat autodidacten hebben geen nood aan zo’n schoolse begeleiding.” Ben Yakoub: “De naam SYSTEM_D komt niet voor niks van het werkwoord se débrouiller, ofte ‘je plan trekken’. Voor de kunstenaars van Citylab is de straat een vorm van school. Ze hebben al doende zelf geleerd om hun artistiek ei te leggen zonder steun van formele instanties.”

Wat niet betekent dat er geen plaats is voor vorming. Sacré: “Veel van onze kunstenaars zijn vragende partij om bijgestaan te worden op vlak van bijvoorbeeld dramaturgie. Ze zijn hongerig om vooruit te geraken en willen graag input.” Hmouda: “We voorzien dan ook alternatieve vormingsmethodieken zoals feedbackmomenten, vervolgtrajecten of workshops die we intern organiseren.” Tillieu Olodo: “Als er hier in huis een hiphop-danser bezig is aan een interessant onderzoek dat hiphop-codes openbreekt richting hedendaagse dans, dan kan dat bijvoorbeeld perfect als informele masterclass dienen voor andere dansers.” Ben Yakoub: “Citylab gaat veeleer voor een organisch lerende gedeelde praktijk dan voor het klassieke scholingsmechanisme.”

Het profiel van de makers vergt bovendien meer dan louter artistieke begeleiding. Tillieu Olodo: “We staan hen ook bij op financieel en administratief vlak. We helpen de artiesten bij het zoeken naar financiële middelen voor een project en bij het schrijven van subsidiedossiers. Maar we proberen er ook voor te zorgen dat de situatie van de kunstenaars zo comfortabel mogelijk is zodat ze zich kunnen concentreren op het artistieke. Soms gebeurt het bijvoorbeeld dat iemand die werkloos is financiering heeft gekregen voor een project. Dan wordt er bijvoorbeeld 8000 euro op zijn rekening gestort. Daarvan gaat er misschien 1000 euro naar het eigen loon, alleen ziet het OCMW het hele bedrag als inkomen en riskeert die persoon zijn uitkering kwijt te raken. Zo’n dingen helpen wij te voorkomen.”

Op naar de reguliere sector?

Eén van de grootste uitdagingen blijft wellicht de stap naar het reguliere circuit. Dat is een proces dat met vallen en opstaan verloopt. Sacré: “Er zijn gelukkig heel wat successen. In De Munt loopt momenteel een community-project waarbij onze artiesten als storytellers fungeren. Het is erg fijn dat ze daar betaald en erkend worden als kunstenaar.”

Hmouda: “Of denk aan Labor Artory, een collectief van filmmakers dat bij ons begonnen is en nu een contract heeft bij de RTBF. Ook Adil El Arbi en Billal Falah zijn verschillende acteurs voor hun films komen scouten op SYSTEM_D. Net als het feit dat kunstenaars van bij ons de scenografie deden van Malcolm X. Pitcho Womba Konga en Yassin Mrabtifi zijn intussen twee nieuwe gezichten geworden van de KVS.”

Ben Yakoub: “Al is het soms wat wrang dat sommige artiesten die via Citylab opgepikt worden door de reguliere sector vervolgens worden gezien als ‘de ontdekking’ van het huis waar ze nu actief zijn. Citylab krijgt bijna nooit vermelding als toeleider waardoor dit werk onzichtbaar blijft en dus niet makkelijk gehonoreerd of gesubsidieerd wordt.”

Citylab kan zelfs niet altijd zomaar op lof rekenen vanuit het formele circuit. Ben Yakoub: “We zijn deel geweest van een bredere maatschappelijke beweging die de afgelopen tien jaar het artistieke veld in vraag heeft gesteld. We hebben enorm veel gehad aan partners als MAF, de Gentse Lente en Urban Woorden en er is zeker sprake van een hoopvolle evolutie, maar we merken dat het geen gewonnen zaak is. Onze makers krijgen nog steeds te horen dat hun werk niet artistiek genoeg is, of ze worden enkel gevraagd vanuit een zeker exotisme omdat ze een migratie-achtergrond hebben.”

Beeld: SYSTEM_D © Pianofabriek

“Als er mensen uit de sector naar SYSTEM_D kwamen kijken, was hun eerste opmerking altijd heel verbaasd ‘amai, dat zijn echt goede films’ omdat ze er bij voorbaat blijkbaar vanuit gingen dat zo’n gasten geen kwaliteitsvolle cinema kunnen maken. Nu goed, ik blijf ervan overtuigd dat de toekomst ligt in kruisbestuiving tussen de formele en informele circuits. Als ik het op flessen trek, dan zou je kunnen zeggen dat de formele sector het vormelijke verdiept heeft maar met een deficit zit op vlak van het verhaal dat ze vertellen, terwijl je in het informele circuit soms het omgekeerde ziet.’

Coproducties

Citylab blijft dan ook inzetten op coproducties. Al is ook dat lang niet altijd evident. Tillieu Olodo: “Zelfs bij werkingen die openstaan voor onze aanpak, voel je dat je rammelt aan de fundamenten van zo’n organisatie. Je werkt met andere methodes, andere visies op het artistieke, andere snelheden. Het gaat over het delen van macht: wie bepaalt de programmatie, wie krijgt de scène enzovoort. We hebben heel wat geleerd sinds onze samenwerking met Bronks (lacht), maar ook nu we voor SYSTEM_D op een heel fijne manier samenwerken met de KVS, merken we dat we botsen met de traditionele aanpak.”

Sacré: “Denk maar aan de communicatiemachine van een grote werking. Ze plannen alles maanden op voorhand. Alleen werkt dat niet voor SYSTEM_D. Ook de ticketing is een uitdaging. Zo’n organisatie schiet in paniek als er een week op voorhand nog maar drie tickets verkocht zijn. Gelukkig weten wij dat de zaal uiteindelijk altijd bomvol zit.”

Hmouda: “Onze artiesten weten vaak niet wat ze morgen gaan doen, of ze werk zullen hebben of niet enzovoort. Onze logica is dus dat we eerst zalen vastleggen en dat we vervolgens bekijken wat we er kunnen doen. Soms is dat zelfs twee dagen op voorhand nog niet helemaal duidelijk. Dat is ook voor ons spannend hè, maar een groot instituut blokkeert daarop.”

Sacré: “Ik herinner me een moment waarop we maar geen dj vonden. Ik was al twee weken zonder resultaat op zoek tot er uiteindelijk drie uur op voorhand toch nog iemand opdook. Onze mensen hadden bovendien geen communicatie gevoerd tot een dag voor de première en alles was via de sociale media verlopen. We geven echt carte blanche aan ons team: de macht ligt in hun handen. De avond was een succes, maar voor een regulier huis is die manier van werken ongezien.”

Tillieu Olodo: “Maar de return on investment is groot. Het publiek dat naar ons filmfestival komt kijken, zie je nergens anders. Idem dito voor de andere kunstvormen die we tonen.’ Sacré: “Na de voorbije editie in de KVS is die schrik wel wat verdwenen voor hen. Ze zien de meerwaarde voor hun eigen werking, ook omdat ons publiek doorsijpelt naar andere voorstellingen.”

Precaire situatie

Dat neemt niet weg dat het ploeteren blijft voor Citylab. Zo moet de organisatie het met een erg klein budget stellen. Tillieu Olodo: “Het grootste deel van de 75.000 euro die we via de Pianofabriek krijgen, gaat naar ons loon. Er blijft erg weinig over voor werkingskosten. Onlangs hebben we zelfs een simpel project als ‘Drarrie in the City’ niet kunnen laten doorgaan omdat we het geld er niet voor hadden. We wilden onze artiesten en andere geïnteresseerden kennis laten maken met allerlei kunstvormen en hen meenemen naar Wiels, Kunstenfestivaldesarts en Theatre National. Alleen kosten zo’n tickets geld en hadden we zelfs geen 500 euro op overschot.”

“Eigenlijk hebben we nog eens 75.000 euro extra nodig om het werk te kunnen doen dat we willen doen. We vragen overal projectgeld aan, maar met telkens een paar duizend euro extra krijgen we het nooit voor elkaar. Dat heeft grote gevolgen voor onze werking. Het is moeilijk om op lange termijn te plannen. We moeten constant downsizen en we steken onze energie voortdurend in het bedenken van strategieën om het hoofd boven water te houden in plaats van in ons artistiek verhaal. Bovendien kunnen we onze kunstenaars op deze manier geen laagdrempelige manier van werken aanbieden. Als ze eerst geld moeten zoeken voor ze hun project bij ons kunnen opstarten, zijn we ver van huis. Daarbovenop komt dat we door onze precaire financiële situatie bij coproducties vaak gezien worden als vragende partij, terwijl Citylab al het menselijke kapitaal aandraagt. Vervolgens zie je dan dat sommige van die grotere partners via subsidies beloond worden voor hun diversiteitsbeleid. Dat smaakt wrang.”

Beeld: En route © Pianofabriek

Ben Yakoub: “Het is soms frustrerend om te zien dat grote spelers met stroeve old school praktijken financieel beloond worden voor de interculturele projecten die ze opzetten terwijl die het beeld van de exotische andere alleen maar versterken en ze veel minder knowhow in huis hebben dan Citylab. Je kan in alle nederigheid zeggen dat de aanpak van Citylab veel effectiever is en dat er nieuwe toeleidingspraktijken ontwikkeld worden die interessant zijn voor het hele veld. Alleen worden ze daar bijna in tegengewerkt als anderen met de schaarse middelen gaan lopen.”

Dat Citylab voortvloeide uit de meer sociaal-artistieke poot van De Pianofabriek, speelt hen ook parten. Sacré: “Niet alleen binnen het kunstenlandschap vinden mensen ons profiel soms verwarrend, ook hier in huis blijft onze directie suggereren dat we fondsen moeten zoeken bij bijvoorbeeld sociaal-cultureel volwassenenwerk. Maar voor ons is dat een stap terug. We komen dan precies in het vakje terecht waar we uit proberen te komen. Zelfs geld aanvragen voor participatie van kansengroepen klopt eigenlijk niet voor ons. Ontwikkeling zou als functie beter corresponderen met wat we doen. We willen dat onze artiesten zich herkennen in het profiel dat we beschrijven in onze aanvragen. Dat betekent dat de nadruk niet ligt op kansenloosheid of etnisch-culturele achtergrond, maar wel op hun artistieke verhaal. Het is nu al vaak schrijnend dat ze niet erkend worden voor het werk dat ze maken, het is dus extra belangrijk dat we worden aanzien als een werking die met kunst bezig is.”

Tillieu Olodo: “Binnen de Pianofabriek ligt dat bovendien extra moeilijk omdat de kunstenwerkplaats structurele subsidies krijgt binnen het kunstendecreet. We vallen onder dezelfde vzw, dus kunnen niet zomaar ook binnen dat decreet indienen. We zouden dan rechtstreeks de concurrentie aangaan en dat ligt erg gevoelig. Begrijp me niet verkeerd, de kunstenwerkplaats levert topwerk. Citylab is een toegevoegde waarde die tegemoet komt aan nieuwe hybride vormen. De profielen van kunstenaars waar Citylab mee werkt, vragen om een andere aanpak. Het zijn binnen één huis twee straffe werkingen die over verschillende competenties beschikken. Daarom zouden we in de praktijk geen concurrenten mogen zijn maar juist aanvullend kunnen werken. Maar dat krijg je beleidsmatig moeilijk uitgelegd.”

Ben Yakoub: “Heel de samenwerking met de kunstenwerkplaats van de Pianofabriek is representatief voor de verhouding tussen de nieuwe generatie kunstenaars van kleur en het formele kunstencircuit. Je krijgt a priori een kwaliteitsoordeel opgeplakt en wordt voortdurend gepercipieerd als een structuur die geen artistiek werk voortbrengt. Aan Citylab vragen of hun praktijk niet eerder onder sociaal-cultureel werk valt, komt simpelweg neer op het ontnemen van auteurschap bij onze kunstenaars. Ik werd er zo moe van om te horen dat wat wij deden geen kunst is en dat we vooral de allochtone gemeenschap aan het vormen zijn. Maar goed, ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe ploeg er wel in zal slagen stevige bruggen te bouwen met verschillende kunstenwerkplaatsen en het formele circuit.”

Je kan dit artikel hier lezen en/of downloaden in pdf.

Dit interview werd afgenomen in 2017 door Ciska Hoet voor Demos vzw. Hoet is directeur van RoSa vzw, kenniscentrum voor gender en feminisme. Daarnaast is ze freelance cultuurjournalist voor onder meer De Morgen en kernredacteur van podiumkunstentijdschrift etcetera. Ze is actief bij burgerbeweging Hart Boven Hard.