Een multimediale dialoog tussen blikken. Ambrosia's tafel

item_left

item_right

Een multimediale dialoog tussen blikken. Ambrosia's tafel

Artikel

Tekst: Paul Bottelberghs (Ambrosia's Tafel)

Ambrosia’s tafel is een vzw die werkt rond multimediale geletterdheid. De vzw zet duurzame trajecten op in scholen of wijken, met telkens een artistiek toonmoment als kroon op het werk. De doelgroep varieert: voornamelijk jongeren en kinderen, maar ook senioren, groepen wijkbewoners, mensen met een beperking enzovoort. Ambrosia’s tafel ontstond in 2005 als deelproject van een wijktelevisieproject tijdens het Gentse Timefestival. De coördinatie is in handen van Ann Langelet en Paul Bottelberghs, beiden voorheen ook werkzaam in de sociale en artistieke sector en in de media. Beleidsmatig wordt Ambrosia’s tafel vanaf 2009 als kunsteducatief project ondersteund binnen het domein Jeugd. De werking situeert zich in werkelijkheid in het snijvlak van bestaande lijnen: media-educatie, sociaal-artistiek werk, erfgoed, diversiteit…

Centraal bij Ambrosia’s tafel staat het principe van ‘multimediale geletterdheid’. De vzw wil mensen hun mondigheid teruggeven door middel van nieuwe media, en kiest er bewust voor om het principe van de literaire geletterdheid achter zich te laten. De organisatie hanteert haar eigen filosofie van de ‘blikken’. Ieders kijk op de wereld is telkens een andere blik, en iedere blik is waardevol en dient gevaloriseerd te worden. Door interactie met andere blikken kan iemands kijk op de wereld helemaal veranderen. Hoe meer diversiteit in een samenleving, hoe meer verschillende blikken en percepties er naast elkaar bestaan. Toch vinden we in onze huidige maatschappij ook ‘gedeelde’ blikken terug, die verschillen in cultuur en afkomst overstijgen. Het gebruik van nieuwe media kan mensen helpen om op een andere manier, vanuit een andere blik, naar de wereld te kijken, en om in dialoog mekaars blik te delen.

Ambrosia’s Tafel schreef voor S(O)AP een associatieve tekst rond de kernbegrippen uit haar praktijk: ‘blikken’, ‘multimedia’ en ‘dialoog’.

Blikken

Door onze straten en steden lopen duizenden mensen.

Duizenden mensen, elk met hun eigen blik. Hun eigen kijk op de wereld. Eigen opvattingen over hoe de wereld en de kosmos in elkaar steekt, over hoe ze hun kinderen moeten grootbrengen of over wat ze gaan doen wanneer ze later met pensioen zijn.

Ieder met zijn eigen geloof, zijn eigen wereldbeeld, zijn eigen liefdes en beslommeringen, ieder met zijn eigen dromen en zijn eigen hoop.

Ieder met zijn eigen blik.

Duizenden blikken.

Elk van die blikken op zich is heel complex en subtiel opgebouwd.

Elke blik bevat talloze kamers.

Kamers van liefde, en kamers van hoop. Kamers voor de goden, en kamers voor kinderen. Speelkamers en werkkamers. Eetkamers en slaapkamers.

De ene blik bevat een compleet uitgewerkte kapel waarin hij zijn God bezingt, terwijl diezelfde kamer bij een ander alleen meer volgestouwd ligt met oude, vergeten rommel. Sommigen wijden kamer na kamer aan culinaire genoegens, terwijl anderen alleen maar kamers bezitten gewijd aan hun sport.

Sommigen richten hun kamers strak cerebraal en rationeel in. Anderen louter instinctief. Er zijn kamers behangen met woorden, en kamers die helemaal gezongen of gedanst worden.

Elke blik is fascinerend. Elke blik is waardevol.

“Ieder mens die sterft, is een museum dat brandt”, dichtte van Ostaijen.

Elke blik is een mens die probeert te overleven en er het beste van te maken.

Achter elke blik liggen de ogen en het hart van een mens verscholen.

Alle blikken zijn gelijkwaardig.

Dat betekent niet dat alle blikken gelijk zijn. Integendeel. Elke blik is anders, specifiek, verschillend.

Maar het is juist dat ‘anders-zijn’ dat een dialoog tussen blikken niet alleen mogelijk, maar zelfs noodzakelijk maakt.

De aanwezigheid van die duizenden verschillende blikken betekent een enorme rijkdom, zeker in deze periode waarin ieder van ons wel verplicht is om zijn eigen blik te bouwen.

De fundamentele uitdaging vandaag is hoe we die dialoog tussen blikken kunnen stimuleren opdat we van mekaars blikken zouden leren en genieten, opdat we van mekaars blikken - in al hun verscheidenheid - zouden houden.

Multimedia

De uitdrukking op iemand zijn gezicht, het gebaar van een hand, de kracht van het gesproken woord, het ritme van de stam, de dans van de sjamaan, de tekening in een grot, de letters op het blad die je meenemen op een tocht die een ander voor je heeft uitgestippeld…

Altijd al heeft de mens naar manieren gezocht om wat hij voelt, denkt en gelooft aan anderen mee te delen: om zijn blik te delen met de Ander.

Om een dialoog tussen blikken tot stand te brengen.

Die manieren om wat we voelen, denken en geloven aan anderen mee te delen, noemen we media.

Media, dat betekent immers letterlijk: poorten. Poorten die de mentale kamers van onze blik voor de Ander ontsluiten.

De digitale revolutie heeft die mogelijkheid tot dialoog tussen blikken versterkt en gemakkelijker gemaakt – we zijn nu in staat om met één muisklik bijna alle beschikbare media op te roepen en te gebruiken.

Die mogelijkheid om alle beschikbare media te gebruiken om een dialoog tussen onze blikken tot stand te brengen, noemen we vandaag multimedia.

Waarbij ten aanzien van media hetzelfde geldt als ten aanzien van blikken: alle media zijn gelijkwaardig.

Dat betekent niet dat alle media gelijk zijn.

Integendeel zelfs: elk medium vormt een poort tot een heel specifieke mentale wereld.

En wie media wil gebruiken om tot een dialoog met de Ander te komen, heeft er belang bij om zich daar heel goed bewust van te zijn.

Maar media zijn gelijkwaardig in de zin dat iedereen het recht heeft om zelf het medium te kiezen dat hem het best ligt, waarin hij zich het makkelijkst en het liefst uitdrukt.

Iedereen heeft het recht om zelf de mentale poort te kiezen die hij voor de Ander wenst te ontsluiten.

Dat klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. We komen immers uit een periode van 500 jaar waarin één medium dominant was: met name het gedrukte woord.

Heel onze maatschappij, heel ons onderwijs, maar ook heel onze rechtspraak en ons politiek bestel is nog altijd grotendeels opgebouwd vanuit een louter literair denken.

Plato was de eerste schrijver in onze traditie: iemand die voelde en dacht door te schrijven en die daardoor de basis legde voor de literaire geletterdheid in het Westen. Dat is prachtig, want het schrift en het gedrukte woord hebben ons de filosofie opgeleverd, en het analytisch denken dat aan de grondslag ligt van de wetenschap. En een vermogen tot abstractie en afstandelijkheid, waardoor we er uiteindelijk toe gekomen zijn om een publieke ruimte te scheppen waarin plaats is voor rationele discussies en democratische beslissingen.

Maar Picasso voelt en denkt door te schilderen, Beethoven door te componeren en De Keersmaeker door te dansen.

In een multimediale cultuur is dat dan ook een van de meest fundamentele inzichten: media zijn gelijkwaardig, want elk medium is in staat om er blikken in weer te geven, zodat anderen ze kunnen ervaren.

Dialoog

Maar dat betekent ook dat het accent verschuift van media naar dialoog.

De essentie is de dialoog tussen blikken.

Media zijn niet meer dan de middelen welke die dialoog mogelijk maken.

Telkens weer blijkt uit de praktijk dat de nood tot dialoog gegeven is: de mens is een sociaal wezen dat vanzelf geneigd is om met de Ander in dialoog te treden over wat hij mooi vindt, over waar hij van houdt of waarin hij gelooft.

De noodzaak tot dialoog is gegeven.

Maar wat niet altijd vanzelf gegeven is, is de mogelijkheid tot dialoog.

Heel dikwijls wordt die mogelijkheid tot dialoog juist ontnomen, doordat reeds op voorhand bepaald wordt aan de hand van welk medium de dialoog gevoerd moet worden.

Hierdoor wordt wie geen affiniteit heeft met dat opgelegde medium al bij voorbaat sprakeloos.

Dat is de reden waarom de gelijkwaardigheid van alle media zo’n fundamentele voorwaarde is om een dialoog mogelijk te maken.

Vandaar dat iedereen het recht heeft om de dialoog met de Ander aan te gaan vanuit zijn eigen sterkte. En dat betekent concreet: aan de hand van het medium dat hij zelf kiest, omdat hij zich aan de hand van dat medium het best kan uitdrukken.

Belangrijk is immers niet zozeer het gekozen medium, als wel het feit dat iedereen kan deelnemen aan die dialoog tussen blikken.

In een dialoog gaat het over de relatie tussen IK en de ANDER.

Ik – met mijn blik – en de Ander - met zijn blik.

Met andere woorden: een respectvolle dialoog is maar mogelijk vanuit mijzelf, vanuit een eigen identiteit, vanuit een eigen traditie, op grond van een eigen cultureel erfgoed.

Alleen als ik mijn eigen identiteit ken of kies, maar in elk geval aanvaard, ben ik in staat om het anders zijn van de Ander te aanvaarden, te respecteren en meer nog: ervan te houden.

In deze wereld die een dorp geworden is onder de maan, in deze tijden van globalisering en van digitale media, is mijn eigen zelf (zijn mijn ‘tribe’ en mijn ‘roots’, zijn mijn traditie en cultureel erfgoed, ook al kies ik die zelf) dikwijls nog het enige wat ik met me meedraag.

Zonder mijn eigen zelf, zonder mijn eigen blik, is elke dialoog met de blik van de Ander onmogelijk.

En tenslotte is een echte dialoog tussen blikken letterlijk enkel maar mogelijk op ooghoogte, oog in oog, in vol respect en liefde voor de Ander.

Onze blikken - die van ons en die van de Ander – zijn immers gelijkwaardig.

Met andere woorden: de laatste en meest fundamentele voorwaarde om tot een dialoog tussen blikken te komen, is dat ik in staat moet zijn tot liefde voor mezelf en voor de Ander.

De praktijk van Ambrosia’s tafel

Dit verhaal is geen theoretisch verhaal: het vertrekt vanuit de ervaring die we in de praktijk met Ambrosia’s tafel hebben opgebouwd om zulk een dialoog tot stand te brengen.

Juist omdat alle media gelijkwaardig zijn, worden media voor iedereen toegankelijk.

Al te vaak staren we ons bij multimedia blind op de technische kant van die nieuwe media.

Techniek wordt dan een drempel.

Terwijl dat helemaal niet hoeft.

Ten eerste worden die nieuwe media alsmaar gebruiksvriendelijker, zeker voor jongeren die de native speakers zijn van deze nieuwe mediatalen.

Maar daarenboven gaat het in wezen niet om het medium, maar om de mogelijkheid tot dialoog.

 “Creativiteit is respectvol zijn voor de taal die het dichtst aansluit bij je persoonlijkheid.

We leven in een tijd die verbale communicatie overvaloriseert. Wie vlot praat, is duidelijk in het voordeel. Je moet praten over je gevoelens, over je ideeën, je moet standpunten formuleren.

De realiteit is dat deze aanleg zeer ongelijk verdeeld is. Er zijn heel wat jongeren die zich het best voelen wanneer ze emoties mogen uitdrukken in dans, zang, muziek, beeldtaal enzovoort.

Al die talen verwijzen we in het dagelijkse leven naar de zijlijn. (…)

Daar ligt voor creatieve opvoeding een grote kans. Jonge mensen worden uitgenodigd om die taal te verkennen die hen het beste ligt, en zo vast te stellen dat er respect, en meer nog, interesse kan zijn voor die taal. Dat het belangrijk is werk te maken van de taal die je in je draagt…” schrijft kinderpsychiater Peter Adriaenssens in Gedeeld/Verbeeld, het eindrapport van de Commissie Onderwijs Cultuur.

Dat is de kern van de methode die we met Ambrosia’s tafel ontwikkeld hebben om met mensen te werken rond media.

Waarbij we niet vertrekken vanuit media – vanuit een opgelegde taal. Maar vertrekken vanuit de ontmoeting tussen ik en de Ander.

Als die ontmoeting respectvol is - op ooghoogte en met waardering van de sterkte van de ander (in plaats van gefocust op wat de Ander niet kan, op zijn gemis), kortom, met respect voor de blik van de Ander -  dan ontstaat er een situatie waarin wij ons veilig en thuis voelen.

En in zo’n situatie ontstaat telkens vanzelf de goesting tot dialoog.

De goesting om mezelf te vertellen, te tonen, te uiten.

En vermits alle media en alle talen gelijkwaardig zijn, mag ik vanzelfsprekend de taal, het medium kiezen dat me het beste ligt.

De praktijk leert telkens weer dat iedereen op dat moment in zichzelf ervaart dat hij perfect in staat is om zichzelf te uiten.

In De Ware Gedachtenvertellers – een project met 6 kinderen “waarvan men zegt dat ze autistisch zijn” – bouwt Reno, een jongetje van 10, dat tot dan toe altijd gezwegen heeft,  ‘out of the blue’ een compleet theaterdecor: een “vriendenhuis” met daarin een plek die hij “de ware gedachtenverteller” noemt.

Op die plek moet je gaan zitten als je je ware gedachten wil vertellen. “Bijvoorbeeld: wat wil je later worden? Waar droom je van?”

Vervolgens vertelt Reno zijn ware gedachten ten aanzien van elk van zijn klasgenoten, om tenslotte helemaal op het einde van een theatrale spanningsboog die bijna twintig minuten duurt, eindelijk zijn eigen ware gedachte te vertellen. Dat wat hij altijd al wilde zeggen, maar nooit kon: dat hij zo graag nog eens op reis zou gaan met zijn overleden vader.

In een project met een beroepsklas maken de leerlingen een film over Breendonk.

Ter voorbereiding hebben de leerlingen les gekregen over de Tweede Wereldoorlog.

Daarna moesten ze er een tekst over schrijven om te controleren of ze alles wel goed begrepen hadden.

Tawachai is een Thaise jongen die niet goed hoort en zich erg slecht verbaal kan uitdrukken. Schrijven kan hij al helemaal niet.

Zeven jaar lang heeft men over Tawachai gezegd dat hij nauwelijks begrijpt wat er in de klas verteld wordt.

Nu komt Tawachai lachend naar school, trots toont hij wat hij gemaakt heeft: een compleet stripverhaal over de Tweede Wereldoorlog.

Het belangrijkste is niet dat verhaal van Reno, of de tekeningen van Tawachai.

Het belangrijkste is die plotse klik. Dat plotse besef: ik kan het!

“Ik heb geleerd dat ik veel meer kan dan alleen maar elektriciteit”, schrijft een leerling uit het beroeps.

De essentie van multimediale geletterdheid is geen technisch kunnen, maar het trotse inzicht dat je een taal hebt gevonden waarin je je zelf kunt uitdrukken.

Die ervaring maakt je sterk en zelfbewust.

In die zin vormt geletterdheid de kern zelf van emancipatie.

Je kunt niet iemand anders emanciperen.

Je kunt enkel jezelf emanciperen.

Aan jezelf werken, en net daardoor anderen inspireren om hetzelfde te doen.

Emancipatie is geen moeilijk woord, maar een heel simpel gevoel:

“Yes, we can!”

Dit artikel verscheen in 'SOAP. Spanningsvelden in de sociaal-artistieke praktijk' van Dēmos vzw.