Het gelijkekansenbeleid van Gent onder de loep

item_left

item_right

Het gelijkekansenbeleid van Gent onder de loep

Artikel

Beeld: Fotograaf Dim Hou via Unsplash

Artikel geschreven door Sayira Maruf in december 2020

Verbaasd las ik het voorontwerp van de Gentse beleidsnota Gelijke Kansen en Welzijn 2020-2025. Een gelijkekansenbeleid dat een kruispuntperspectief hanteert? De inzet van mystery calls en praktijktests om racisme en discriminatie op de woning- én arbeidsmarkt op te sporen? Gent, een safe space voor iedereen?

Ik sprak met Farah*, een Gentenaar met een jarenlang sociaal engagement, en Bilal Abbas van Masala vzw. Ze vertelden over het effect van het gelijkekansenbeleid op de vrijetijdsparticipatie. Beantwoordt het beleid überhaupt aan de noden van inwoners die racisme en discriminatie ervaren?

De ambitie spat van de beleidsnota ‘Iedereen anders, allemaal Gent’. Gent wil haar imago als progressieve stad waarmaken. ‘Participatie is een werkwoord’, staat in het voorontwerp te lezen. Het stadsbestuur zet met inspraaktrajecten in op de participatie van de Gentenaars in het beleid. Burgers, partnerorganisaties, adviesraden, verenigingen, academici, sleutelfiguren, ervaringsdeskundigen, vrijwilligers en het sociale middenveld gaven mee richting aan de inhoud en acties uit het beleidsnota Gelijke Kansen en Welzijn.

Bilal waardeert het voortraject om tot deze beleidsnota te komen. ‘Schepen De Bruycker heeft alle actoren uit het veld bevraagd, in groep maar ook in one on one meetings. Ik zei wat ik problematisch vind, maar meestal wisten ze dat zelf al’, lacht Bilal. Farah erkent dat de Stad Gent beseft dat er iets gedaan moet worden om de participatie van verschillende groepen te verhogen. Ze stelt zich wel de vraag of de juiste methodieken gebruikt worden. ‘Het moet meer dan een methodiek zijn om je mening te geven en waarna er verder weinig met je stem wordt gedaan’, zegt Farah.

De nota vermeldt dat de stad zich voorneemt om bij de uitwerking van verschillende initiatieven alle stakeholders te blijven betrekken en consulteren.

Meer gelijkheid, minder uitsluiting

Gent is met haar 263.000 ingeschreven inwoners een diverse stad. Een kwart van de bevolking is 55-plusser. Bijna 17% van de bevolking is ouder dan 65 jaar. De beleidsnota Gelijke Kansen en Welzijn gaat uit van ruim 15.700 15-64-jarigen met een handicap of gezondheidsproblemen. Deze Gentenaars zijn hierdoor ingrijpend beperkt in hun dagelijkse activiteiten.

Eén op zes Gentenaars leeft onder de armoedegrens. Naar schatting leven 6.750 transpersonen in Gent. De stad telt meer dan 150 verschillende nationaliteiten. Bovendien heeft 34,3% van de inwoners een migratieachtergrond. Bij minderjarigen ligt dit percentage nog hoger: 51,8% jongeren heeft een migratieachtergrond. Een doordacht gelijkekansenbeleid is hier dan ook geen overbodige luxe.

Met zes speerpunten hoopt het stadsbestuur tijdens deze legislatuur meer gelijkheid te realiseren door aandacht te hebben voor groepen en personen die maatschappelijke uitsluiting ervaren en door het wegwerken van structurele drempels en ongelijkheden.

Ten eerste zet het bestuur in op een doelgericht gelijkekansenbeleid met aandacht voor integratie. Het creëren van een positief klimaat en meer draagvlak rond diversiteit kan Farah wel smaken. ‘Je zou denken dat we die fase al lang voorbij zijn. We moeten blijkbaar nog een positief klimaat rond diversiteit creëren’, merkt ze kritisch op. Ook het gebruik van storytelling, het gebruik van persoonlijke verhalen, om de diversiteit in beeld te brengen, vindt Farah positief.

Ten tweede schakelt Gent een versnelling hoger bij de toegankelijkheid voor haar inwoners. De beleidsnota stelt verschillende acties voor in functie van een meer ‘drempelloze’ infrastructuur, een toegankelijk taalbeleid en dienstverlening. Ten derde dient een veerkrachtig en kritisch middenveld als spiegel en partner voor het gelijkekansenbeleid. Farah: ‘Het is heel positief dat Gelijke Kansen en Welzijn de middenveldorganisaties meenemen in hun verhaal. De organisaties zijn de kritische toets van het beleid. Door hun praktijkervaring kan het middenveld beter inschatten of de beleidsprioriteiten overeenstemmen met wat er zich op het terrein voordoet.’

Een vernieuwd ondersteuningsbeleid voor doelgroepverenigingen is de vierde prioriteit in het gelijkekansenbeleid. Voor Farah zijn een uniform en transparant erkenningsreglement en een laagdrempelig subsidiereglement een grote plus in deze nota. Ten vijfde besteedt de nota aandacht aan vrijwilligers als een onmisbare schakel voor een leefbare, sociale en warme stad. Er komt een gecoördineerd vrijwilligersbeleid binnen de stad. Ten slotte zal de lokale welzijnsregie hiaten in het versnipperde en ruime welzijnsaanbod opsporen en wegwerken.

Een vuist tegen racisme en discriminatie

De stad heeft goed geluisterd en gebruikt alle maatschappijkritische bewoordingen die activisten, het kritische middenveld en academici graag horen. Op zich is dit geen verrassing met een bevoegd schepen, namelijk Astrid De Bruycker (sp.a) wiens professioneel verleden in het middenveld ligt. Het stadsbestuur herhaalt de duidelijke vuist tegen racisme en alle vormen van discriminatie. Tijdens de vorige legislatuur van 2014 tot 2019 ontwikkelde de stad Gent een Actieplan Racismebestrijding met 58 maatregelen op vlak van werk, wonen, onderwijs en vrijetijdsbesteding.

De nota van De Bruycker stapt wat af van bredere diversiteitsacties en focust op de bestrijding van discriminatie en racisme in verschillende sectoren en op de ondersteuning van slachtoffers.

Maar beide geïnterviewden zijn het hierover eens: Zolang er geen werk wordt gemaakt van echte participatie en representatie binnen de jeugd-, sport-, en cultuurorganisaties zal een gelijkekansenbeleid, hoe ijverig ook, weinig effect hebben. Als voorbeeld haalt Farah de programmatie binnen de cultuursector aan. Zij merkt dat er meer performers van kleur een podium krijgen, maar dat de hiërarchie binnen de cultuurorganisatie nog steeds wit is. Binnen die machtsstructuren zijn weinig personen van kleur met inspraak aanwezig. Diversiteit dient volgens Farah structureel onderdeel uit te maken van alle niveaus binnen een organisatie: van het bestuur, het personeel, de gebruikers van de activiteiten.

Bovendien dienen uitsluitingsmechanismen en drempels binnen de organisatie weggewerkt worden. ‘Een organisatie mag bijvoorbeeld jaarlijks een iftar organiseren, of samen hummus maken of zo. Zolang het een eenmalig iets is in je jaarplan, dan heb je toch geen inclusieve werking en bind je de bezoekers toch niet aan je organisatie? Er is nood aan maatwerk’, stelt Farah. Concreet betekent dit dat organisaties moeten inspelen op de specifieke noden, behoeften en wensen van het publiek en de gebruikers.

Inzetten op participatie en (ver)binding is een werk van lange adem. Farah: ‘Alles begint bij een open houding, luisteren naar elkaar, vertrouwen creëren, respect hebben voor elkaars uniciteit.’ Volgens Farah ontbreekt die basis in verschillende organisaties.

Bewust investeren in de relatieopbouw met de bezoekers en vrijwilligers zorgt voor binding tussen het publiek en de organisatie. Het succes van Masala vzw bijvoorbeeld is onder meer te danken aan de diversiteit onder de medewerkers en de gemoedelijke sfeer. ‘Diversiteit in het team is essentieel. Ik zei dat vroeger ook maar dat is geen hypothese meer. Dat is gewoon bewezen’, zegt Bilal. Om de sfeer te beschrijven: het bureau bij Massala is als een living waar iedereen welkom is en waar het team de ruimte krijgt om tijd te spenderen aan de relatieopbouw met de gebruikers.

Masala is een sociale-culturele organisatie in de Brugse Poort. Aan de hand van interactieve en educatieve formats sensibiliseert Masala kinderen, jongeren en volwassenen voor een diverse samenleving. Heel wat bezoekers hebben een migratieachtergrond, maar ook jongeren uit witte lage inkomensgezinnen en werkende jongeren vinden de weg naar de activiteiten. ‘Ook Vlaamse jongeren volgen er workshops en komen rappen in de studio’, vertelt Bilal.

De doelgroep kan het aanbod smaken: van theater, mobile journalism, beats maken, programmeren, yoga tot danslessen. Ondertussen overstijgt Masala de wijk. Niet enkel inwoners uit de Brugse poort hebben er hun stek. Er komen evengoed bezoekers uit Oostende, Brugge, Aalst en zelfs Amsterdam. Masala is geëvolueerd van een intercultureel sociaal videokanaal over het geven van workshops naar een plaats voor talentontwikkeling. Met haar experimenteel jeugdwerk is Masala een organisatie die niet binnen de lijntjes kleurt. Masala is een buitenstaander en het aanbod en werking verschillen van dat van het reguliere jeugdwerk. Het reguliere jeugdwerk maar ook de stadsdiensten vragen om samenwerking waarvoor Masala zeker open staat. Toch benadrukt deze ruimteclaimer haar autonomie. ‘We gaan bijvoorbeeld de Brugse Poort samenbrengen. Je moet ons de kans geven dat zélf te doen. Je moet gewoon kijken naar het eindresultaat en reken ons niet af op het proces. Jij moet gewoon zien dat de mensen meer participeren. Evalueer ons daarop’, is Bilals boodschap aan de stad.

Ondertussen kennen de verschillende stadsdiensten Masala en is er vertrouwen in wat de organisatie doet. Door hun ervaring en good practices ziet Bilal dat Masala een plek heeft ingenomen. De organisatie heeft meer onderhandelingsruimte en staat op een gelijker niveau. De organisatie kan meer eisen stellen. Zo werd de tijdelijke locatie al enkele keren verlengd. Bilal: ‘Als voorbeeld van participatie en representatie neem ik soms jongeren mee aan tafel met andere organisaties of stadsdiensten om te tonen dat we de andere ook onder tafel kunnen praten. Als jongeren ons zien, dan denken ze: Ah wij kunnen dat ook!’

Er zijn ook machtsdynamieken binnen gevestigde vrijetijdsorganisaties en de lokale overheid die de vrijetijdsparticipatie belemmeren. Er wordt daarom moeite gedaan om performers van kleur een podium te geven, sporten met hoofddoek zou in de Gentse openbare sportzalen en zwembaden geen probleem mogen zijn, er wordt ingezet op diversiteit binnen het jeugdwerk. Maar, de hiërarchie en de (on)zichtbare waarden zijn nog steeds wit. ‘Als daar geen structurele veranderingen komen, helpt een gelijkekansenbeleid niet’, zegt Farah.

*Farah is een schuilnaam.

Geschreven door Sayira Maruf in december 2020 in opdracht van Demos. Sayira Maruf heeft een professioneel verleden in de socio-culturele sector. Drie jaar geleden keerde ze terug naar de klinische psychologie en nu mag ze zich seksuologe in opleiding noemen. En als er nog tijd over is, schrijft ze.

Dit artikel is een deel van een reeks waarin we met schrijvers buiten ons eigen Demos-team inzoomen op het anti-discriminatiebeleid in een gemeente met een lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie.