Onder(aan) de participatieladder: onzichtbaar jeugdwerk gaat participatie vooraf

item_left

(c)emanuele_toscano

item_right

Onder(aan) de participatieladder: onzichtbaar jeugdwerk gaat participatie vooraf

Artikel

Kom je meedoen? Dat is het voorstel waarmee jeugdwerkers doorgaans op kinderen en jongeren afstappen. En met succes. De verwachting is dat deelnemers, als ze wat ouder zijn, die vraag op hun beurt aan nieuwe kinderen stellen. Zo blijft de motor van het jeugdwerk draaien, met generatie op generatie verse, jonge begeleiders. Ze worden dan 'deelhebbers' van het jeugdwerk, (mede)eigenaars.

Participatie laat zich in dat duo vatten: 'deelnemen' en 'deelhebben'. Met als grote verwachting dat deelnemen leidt naar deelhebben, tot zelforganisatie en zelfredzaamheid van jongeren. Vrijwillige zelforganisatie geldt dan ook als de ultieme vorm van jeugdaanbod, voor velen zelfs het enige 'echte' of 'zuivere' jeugdwerk.

Dat ideaal projecteren we ook op jongeren in een maatschappelijk kwetsbare positie. Deelnemen en daarna deelhebben. Maar is dat wel terecht? Twee wetenschappers van de onderzoeksgroep Voicing Youth at Risk (VUB) vroegen aan verschillende Brusselse jeugdwerkers en beleidsmakers hoe zij kijken naar participatie in en aan het Brusselse jeugdwerk. In een artikel op sociaal.net schreven ze hun eerste bevindingen uit.

(c)emanuele_toscano

Beeld: Emanuele Toscano - CC BY-NC-ND 2.0

Brusselse jeugdwerkers geven aan dat het opbouwen van een relatie de participatie van kwetsbare kinderen en jongeren vooraf gaat. Niet alleen tussen de jongeren en de begeleiders, maar ook tussen jongeren onderling en hun netwerk. Ze begeven zich daarbij op en over de grenzen van de vrije tijd en komen zo terecht binnen welzijn. Voor de jongeren maken die beleidsmatige hokjes niets uit, zij verlangen naar een vertrouwensfiguur die hen steunt en volgt. Maar de jeugdwerkers botsen op de grenzen van hun mandaat en op het gebrek aan erkenning en waardering voor het relationeel werk dat - hoe onmisbaar ook - grotendeels in de schaduw blijft.

"En gaat het over participatie, dan wil men vooral weten hoeveel activiteiten georganiseerd werden en hoeveel jongeren deelnamen. Meten en tellen zijn dominant. Minder aandacht gaat naar het werk dat jeugdwerkers investeren in het geduldig opbouwen van relaties. Jeugdwerkers spreken van onzichtbaar relationeel werk."

De stap zetten naar deelhebben is voor jongeren in een kwetsbare positie niet evident. 

"Maar niet alle jongeren delen zomaar hun wensen en ideeën, laat staan dat ze deze zelf gaan uitvoeren. Vooral voor jongeren in kwetsbare situaties is participatie een uitdaging. Zeggen waar het op staat, is niet evident als men zich minder goed in z’n vel voelt ... Actieve vormen van participatie passen in een westers kader waar individualiteit en meetbare resultaten centraal staan. Dit kader promoot mondigheid en assertiviteit. Dat is niet voor elke jongere vanzelfsprekend."

Ook de definities en categorieën waarin we jongeren proberen te vatten, vinden de jeugdwerkers verouderd. "Kwetsbaarheid is een dynamisch begrip. Niet alle jongeren met een migratieachtergrond zijn kwetsbaar. En ook jongeren die leven in armoede kunnen opgroeien in een stabiele en stimulerende omgeving. Of een jongere nu een stabiele dan wel chaotische thuis- of schoolsituatie heeft, maakt voor het (participatie)decreet niet veel uit. In de praktijk vergt het participatief betrekken van deze twee jongeren verschillende accenten op vlak van zorg, steun en tijd." 

Het risico van zo'n ruime omschrijving is dat de verleiding ontstaat om vooral het 'laaghangend fruit' te plukken en de meest kwetsbaren niet te betrekken. "Kiezen voor hen is vaak tijdsintensiever. Moedige jeugdwerkers die tegen die stroom in varen, zetten de leefbaarheid van hun organisatie op het spel en riskeren zelf uitgeput te geraken."

De oplossing die de Brusselse jeugdwerkers bij monde van de onderzoekers voorstellen, is om meer differentiatie en verfijning te brengen in de benadering van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren en om het onzichtbaar relationeel werk te erkennen evenals de grijze zone tussen jeugdwerk en welzijnswerk.