Demos is een team nomadische kenniswerkers. We volgen maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector vormgeven en werken aan gelijkheid en participatie. We staan voor cultuur, jeugdwerk en sport die aansturen op maatschappelijke veranderingen en bouwen aan een meer open, inclusieve en democratische samenleving.
Op weg naar een inclusievere livesector in België (Keynote)
item_left
item_right
Op weg naar een inclusievere livesector in België (Keynote)
Dat de cultuursector in België het zwaar heeft, moeten we niemand uitleggen. Tijdens de 'Week van de Belgische muziek' van 8 tot 14 februari 2021 stak Bart Rogé, directeur van Dēmos, de sector een hart onder de riem met een keynote over hoe de livesector inclusiever kan.
Het is straf dat het thema ‘inclusie’ in deze reeks gesprekken opgenomen werd. Ik vind dat geen evidente keuze, wel een moedige. Het is dan ook niet gemakkelijk om dit thema in te leiden.
Tijdens de Week van de Belgische Muziek werd eerder gepraat over de maatschappelijke impact van muziek en over het maatschappelijk belang van de sector. Die impact is er zeker. Die gaat heel breed: van economisch en sociaal tot aan ons persoonlijk welzijn.
(lees verder onder de afbeelding)
(foto credits: 135mm - Roel Van De Velde @135mm_leuven)
Muziek voor iedereen
Muziek, en cultuur in het algemeen, is geen luxeproduct. Het is een essentiële zingever. Het gemis raakt ons allemaal. Het maakt ons ongelukkig en het frustreert ons dat we dat punt – het feit dat muziek een essentiële zingever is – telkens opnieuw moeten maken naar de bredere publieke opinie en naar onze beleidsmakers. Maar eigenlijk mag ons dat niet verbazen.
Beweringen over impact en belang zijn hol als ze beperkt blijven tot de happy few. Je kan de helende kracht van klassieke muziek niet inroepen als je omwille van je handicap niet binnen kan (of mag) in een concertzaal. Dat gebeurt namelijk nog altijd. Je kan niet beweren dat muziek mensen bij elkaar brengt als een groot deel van de bevolking een concertticket niet kan betalen, wat ook effectief zo is. En je kan het belang van muziek voor ons welzijn niet inroepen als een groot deel van de samenleving ondervertegenwoordigd blijft in de sector en nooit in de zalen komt, wat een feit is.
Als we dus een punt willen maken over de maatschappelijke impact en het belang van de sector, moeten we het ook hebben over representatie en inclusie. Daar schort nog iets aan. Dat toegeven is niet gemakkelijk, want het ondermijnt de claims die gemaakt worden. En dat willen we niet. We willen niets onnodig gaan problematiseren op een moment dat er al zoveel problemen zijn. Maar toch. Het punt moet gemaakt worden. En het is moedig om dat te doen in een Week van de Belgische Muziek. Daarom vind ik het belangrijk om dat punt als eerste te maken.
Ergens onderweg
Het startpunt voor dit gesprek is de vraag of we ergens de basis kunnen leggen voor een road map naar een inclusieve livesector. Ik snap die vraag. Met Dēmos coachen we organisaties in de cultuur-, jeugd- en sportsector. Allemaal zijn ze op zoek naar het houvast van een stappenplan. We moeten dan altijd ontgoochelen. Er zijn wel degelijk stappen die je als organisatie kan zetten, maar die volgen elkaar allesbehalve logisch op. Er bestaat niet zoiets als een vakje met de woorden: ‘start hier’.
Voor sommige organisaties is de road map een proces van bewustwording. Het is een leertraject waarin we het ‘onzichtbare normaal’ loslaten en in vraag stellen. Het is een traject waarin we macht en middelen delen, we doen dingen op een andere manier, we maken fouten en dan proberen we opnieuw. Voor andere organisaties is de road map een strijdplan om ruimte te claimen, legitimiteit af te dwingen zonder henzelf te compromitteren. De road map van Elisabeth Severino Fernandes (Mama’s Open Mic) en die van Dieter Sermeus (Trix) zijn radicaal verschillend. Maar we voelen allemaal aan dat het twee bewegingen zijn die elkaar moeten vinden om tot een inclusieve livesector te komen.
Laat me stellen dat een road map in de eerste plaats een beweging betekent. Het is geen A naar B. Het betekent op weg gaan, een pad zoeken, onderweg zijn. Sommige organisaties zijn nog niet vertrokken, andere staan al heel ver: dat is de vaststelling. Maar ik denk dat we de gedeelde ambitie hebben om iedereen in beweging te brengen. Een pandemie mag geen excuus zijn voor stilstand, integendeel.
De beweging naar een inclusieve livesector heeft volgens mij veel te maken met de dynamiek tussen geprivilegieerde spelers die ‘ruimte willen maken’ en spelers die ‘ruimte claimen’. Diegene die ruimte willen maken, dat zijn organisaties met een soortelijk gewicht in het centrum van de sector. De spelers die ruimte claimen, zitten in de marge of periferie van de sector.
Daarmee wil ik niet beweren dat die lijnrecht tegenover elkaar staan, dat de ene goed en de ander slecht is. Wel wil ik benadrukken dat er sprake is van machtsverhoudingen. Daar moeten we oog voor hebben. Inclusie is geen happy wappy kumbaya-verhaal. Het is een verhaal van ongelijkheid en gelijkwaardigheid. En ja, het gaat over centen. Dat maakt het zwaarbeladen. Dat is tevens de reden waarom er soms weinig beweegt.
De portier
Om tot een road map naar een inclusieve livesector te komen, wil ik mij focussen op spelers – van organisaties tot cultuurhuizen – die zich in het spreekwoordelijke centrum bevinden: diegene die structureel gesubsidieerd zijn, geprofessionaliseerd zijn volgens de gangbare normen van de sector. Als er een beweging gemaakt moet worden, dan ligt daar de grootste nood, de grootste winst. Ze zijn de geprivilegieerde gatekeepers, de portiers die muziek tot bij het publiek brengen. Ik zou het willen hebben over hun verantwoordelijkheid als portiers. Maar voor ik dat doe, wil ik even uitzoomen, twee punten maken.
Ten eerste: de muziekindustrie wordt van oudsher gedomineerd door een klein aantal witte, hetero, cis-mannen. In andere sectoren is dat niet veel anders. Zelfs al zijn die mannen geweldig woke, ze kunnen niet op een authentieke manier spreken voor groepen die ondervertegenwoordigd zijn en zorgen voor inclusiviteit. Je kan het niet hebben over inclusie zonder het te hebben over representatie: the seat at the table. Het gaat dus om plaats maken voor meer verschillende stemmen dan die van de witte man. Het is makkelijk gezegd, het is aan het bewegen, maar het blijft een nagel om op te kloppen.
Representativiteit kan je doortrekken in je bestuursorganen, de samenstelling van je programmatoren, je directie, tot op het niveau van de line-up van je festival- of concertprogrammatie. Representativiteit kan je kwantificeren en afvinken.
Als er één fast track, een snelweg is in een road map naar een inclusieve livesector, dan is het die seat at the table. Breng een grotere verscheidenheid aan mensen binnen. Wat mij betreft gaat die verscheidenheid ook breder dan etniciteit en gender. Heb oog voor leeftijd, seksuele voorkeur, sociale klasse, handicap, zonder dat je mensen daarop vastpint. Hoe kunnen we deze snelweg op? Hoe kunnen we representatie waarmaken? In sommige landen neemt de sector hierin zelf het voortouw (denk aan het Verenigd Koninkrijk), in ander landen is het de overheid die dat afdwingt via charters en quota. Hier in Vlaanderen kwakkelen we wat tussen beide benaderingen. Wat is the way forward op dat vlak?
Samen in een bokaal
Ten tweede: stel dat representativiteit een feit is, dan blijft werken aan inclusie een complexe uitdaging. Het zou verkeerd zijn te denken dat de beweging naar een inclusieve livesector alleen de verantwoordelijkheid is van mensen van kleur of van vrouwen nu ze eindelijk hun seat at the table hebben. Zo werkt het niet.
Om het met een beeld te zeggen: in plaats van een bokaal met enkel witte pingpongballetjes waarvan sommige wat groter zijn dan andere, krijg je dan een bokaal met een balletjes in alle kleuren, driehoekjes, vierkantjes en wat nog meer. Maar dan ben je er nog niet. Net zoals een gedicht meer is dan een verzameling letters en muziek meer is dan stippen tussen vijf lijntjes, gaat het over de relatie tussen al die verschillende balletjes in de bokaal.
Naast representatie gaat inclusiviteit over relaties. Over relaties kunnen we allemaal meepraten: denk aan de relatie met je lief, met je kinderen, met je baas... met de overheid. Relationships are messy. Ze hebben evenveel te maken met jezelf als met de ander. Het gaat om een wisselwerking, een verbondenheid waar we niet gemakkelijk mee omgaan – laat staan dat het gemakkelijk is om daarover te praten, zeker niet voor die witte cis-mannen.
Met Dēmos hebben we geleerd dat dat relationele op drie niveaus speelt: het micro, meso en macroniveau. Het microniveau gaat over jezelf als individu, hoe je als professional in je job staat. Daar sluit ik straks mee af. Het mesoniveau gaat over hoe je dat relationele binnenbrengt in je organisatie. Dat is de knoop waar iedereen antwoorden op zoekt, waar we een road map voor nodig hebben om die veelkleurige, veelvormig gevulde bokaal te doen werken. Nu wil ik het eerst kort hebben over het macroniveau, de wetmatigheden in de sector en hoe het overheidsbeleid daarin stuurt en daarop weegt.
Stel dat de bokaal het totaal aan subsidies voor de muzieksector is. Kunnen we vandaag garanderen dat die bokaal gevuld wordt met balletjes die niet enkel wit en rond zijn? Ik werp het op als een bezorgdheid. Een inclusieve livesector hangt immers niet enkel af van hoe inclusief de spelers in de sector zijn, maar ook van de verscheidenheid aan spelers in die sector. Als we naar een inclusieve livesector bewegen, moeten we oog hebben voor dat macroniveau: het sectoraal landschap en de relaties tussen spelers. Ik denk dat er nood is aan landschapszorg, maar hoor daar eigenlijk weinig over.
Toegeknepen billen
Ik sluit af en maak het concreet op microniveau. In de beweging naar inclusiviteit is de vraag: wat kan de professional die actief is in de livesector dan zelf concreet doen? Daarmee richt ik me tot de geprivilegieerde portiers die zich in het spreekwoordelijke centrum van de sector bevinden. Wat is hun verantwoordelijkheid? Hiervoor ben ik 100 procent schatplichtig aan Ann Overbergh, directeur van Kunstenpunt. In de uitleiding van een pas verschenen boek over cultuurmanagement geeft ze zeven adviezen aan professionals in de sector. Die adviezen staan als een huis. Ik pik er vier uit en parafraseer.
Allereerst heeft Ann Overbergh het over het onzichtbare en dus vanzelfsprekende ‘normaal’ waarmee cultuurprofessionals de sector instappen, het point zéro dat ze als referentie gebruiken. Dat slaat op de opvatting over kwaliteit, over wie je denkt dat ‘ons’ publiek is, over hoe je moet samenwerken en met wie. Ons bewust worden van wat dat ‘onzichtbare normaal’ is, is essentieel. Je eigen ‘normativiteit’ erkennen, doe je enkel door open te staan voor andere opvattingen. Cultiveer het gesprek daarover, adviseert Ann. Doe het vanuit empathie, ondervraag vastgeroeste ideeën en pensée unique. Je mag niet werken met toegeknepen billen. De kritische uitwisseling moet er zijn, die moet je opzoeken. Je mag niet langs de zijlijn blijven staan en afwachten.
Check je privileges, zegt Ann Overbergh vervolgens, want dat brengt een morele verantwoordelijkheid met zich mee. Ga na hoe je die verantwoordelijkheid kan invullen. Ann roept op om niet neerbuigend te kijken of te praten over cultuuruitingen of vormen van cultuurbeleving die niet beantwoorden aan je point zéro. Het brengt niets op om het ene af te zetten tegen het andere. Herken verschillen, erken ze, ga in gesprek, leer. Je steekt er altijd iets van op.
Less is more, stelt Ann Overbergh ten derde. Je hoeft niet alles zelf te doen. Het is onmogelijk om alle expertise in huis te hebben. Ga partnerschappen aan op basis van evenwijdigheid. Samenwerking moet primeren op concurrentie.
Als laatste, en hiermee sluit ik af: zorg voor jezelf. Werken in deze sector is leuk maar veeleisend, zeker tijdens een wereldwijde pandemie. Weet dat je ook nu verder kan bouwen aan inclusiviteit door te verstillen en je te verdiepen in boeken over gender, institutioneel racisme of wat dekoloniseren van muziek nu precies inhoudt. Inclusiviteit heeft alles te maken met het relationele. Mijn slotboodschap voor jullie is dan ook: zorg vooral goed voor elkaar.
De Week van de Belgische Muziek ging door tussen 8 en 14 februari 2021. Voor verschillende initiatieven en online-evenementen sloegen OLT Rivierenhof, Het Depot en Trix de handen in elkaar met vi.be. Onder de noemer (Don’t) mind the future organiseerden ze vijf online gesprekken over de toekomst van de muzieksector. Daarvoor nodigden ze deskundigen uit om onder meer te praten over een ‘road map naar een meer inclusieve livesector’. Deze keynote speech van Bart Rogé was de introductie op het gesprek. Je kan alle gesprekken herbekijken via Facebook.