POWERED BY: Kruisbestuiving tussen ModeMuseum en textielplatform

item_left

item_right

POWERED BY: Kruisbestuiving tussen ModeMuseum en textielplatform

Artikel

Foto: DOEK en MoMu (c) Monica Ho

Al meer dan vijf jaar werken textielplatform DOEK en ModeMuseum Antwerpen (MoMu) occasioneel samen. De ene bezit een indrukwekkende modecollectie met grote namen uit de hedendaagse internationale modewereld. De ander werkt volgens een experimenteel model van en voor een superdiverse en meerstemmige community van vormgevers, kunstenaars, ambachtslui, makers en onderzoekers die een brug willen slaan tussen de brede kunsten en de publieke ruimte. De samenwerking blijkt een interessante kruisbestuiving die smaakt naar meer.

Demos ging in gesprek met Lies Van Assche, sociaal-geëngageerd kunstenaar en bezieler en oprichter van DOEK, Klaartje Patteet, publieksmedewerker van MoMu en Leen Borgmans, hoofd publiekswerking en communicatie van MoMu.

Elke samenwerking start vanuit een ontmoeting

In 2015 zocht kunstenaar Lies Van Assche diverse iconische locaties in Antwerpen voor het project Tour d’Anvers. Afghaanse borduursters zouden er hun uitzonderlijke expertise en traditionele borduurtechnieken tonen en doorgeven in de vorm van een aantal workshops en een dialoog opstarten tussen de deelnemers. In haar zoektocht kwam ze een eerste keer over de vloer bij MoMu en ontmoette er Klaartje van de publiekswerking. MoMu besloot zijn educatief atelier open te stellen en nam ook een rol op vlak van communicatie en toeleiding. Klaartje nam die dag zelf ook deel aan het project: “Dat was zo’n fijne ontmoeting en kennismaking met Lies en de werking van DOEK.”

Het project Tour d’Anvers illustreert goed hoe DOEK graag werkt. Lies koos bewust een aantal strategische publieke locaties in de stad, waar een link is met textiel of met de leefwereld van de Afghaanse borduursters, zoals het asielcentrum op Linkeroever. Lies: “We willen zoveel mogelijk in de stad aanwezig zijn. Door tijdens Tour d’Anvers borduurateliers te installeren in het MoMu en het MAS ontdekten we ook dat beide locaties een groot depot aan Afghaans textiel herbergen. Maar dit is zo goed als onzichtbaar voor de stad en er was ook weinig verbinding tussen beide musea.”

Meerstemmigheid en ontmoeting staan centraal in de werking van DOEK. Dit komt ook goed tot uiting in het concept 'Nomadische Ontmoetingsateliers', dat voortdurend in evolutie is. Lies: “In een nomadisch ontmoetingsatelier staat de ontmoeting voorop en is er altijd een connectie met textiel. Uitwisseling en overdracht kan op verschillende manieren gebeuren. De focus kan liggen op het delen van bepaalde kennis, ervaring of technieken, maar evengoed op een persoonlijk verhaal of object. Afhankelijk van de locatie in de publieke ruimte en de mensen krijgen die ontmoetingen andere vormen.”

MoMu en DOEK bleven na dit eerste project met elkaar in contact. In 2019 werd het volgende ontmoetingsatelier georganiseerd, in de Roma in Borgerhout tijdens het Female Focus Festival. Roma had MoMu toen gecontacteerd om samen iets rond mode te doen en zo kwamen ze weer uit bij DOEK. Klaartje: “We hadden een lange tafel geïnstalleerd. Het was mooi om te zien hoeveel mensen erop afkwamen en hoe divers die groep was. We bleven maar tafels bijzetten. Sommigen lieten gewoon iets zien, anderen wilden iets leren van iemand anders. Er werd vooral ook veel gebabbeld. We hadden tweeënhalf uur voorzien, maar de activiteit had perfect een hele dag kunnen duren. Toen hebben we beseft dat we daar samen meer mee konden doen.”

Foto: (c) DOEK

Van binnen naar buiten en omgekeerd

Intussen zijn MoMu en DOEK sterk naar elkaar toe gegroeid. Klaartje Patteet en Lies Van Assche horen elkaar bijna wekelijks en er lopen verschillende projecten tegelijk. Elk project wordt samen vorm gegeven en ieder geeft input vanuit de eigen positie. Op zakelijk vlak wordt er per project bekeken wat nodig is en ingezet kan worden. Beide organisaties zijn er zich heel bewust van dat ze anders zijn. Toch zien ze net daarin een grote meerwaarde om samen te werken.

Leen: “Voor ons is de samenwerking heel waardevol. DOEK haalt ons uit onze comfortzone. Dat is verrijkend. Het dwingt ons om op een andere manier over dingen na te denken. Wij zitten in een structuur en gebouw en zijn niet zo gewend om buiten onze muren te treden. Op de duur zit je vast in routines. We merken dat onze link met de stad en haar inwoners heel beperkt is. We hebben onze expertise en een zekere reputatie, maar op vlak van lokale inbedding en wat we kunnen betekenen voor de stad is er nog heel veel groeimarge. Als we op dat menselijke niveau iets willen betekenen, moeten we de dingen heel anders aanpakken en een mindshift maken.”

Lies: “Ik ben iemand die als kunstenaar constant verbindingen wil maken. Vanuit de vrije positie die wij hebben, klop ik aan een deur met de vraag wat we voor elkaar kunnen betekenen. Zo werk ik graag. Voor mij is het dan ook een belangrijke keuze om MoMu als één van de vele plekken te zien waar ik mee samen werk in deze stad. Ik kan me niet vast verbinden aan één huis of museum, want dan verlies ik aspecten van ons verhaal die net onze meerwaarde uitmaken. Die rol van aanstoker, verbinder of connector, dat is iets wat ik wil blijven behouden. Ik zie ons dus niet als een toeleider om MoMu te helpen bij het zoeken van publiek. Dat is hun job, niet de mijne. Je zal mij niet snel horen spreken over doelgroepen. Mij interesseert de kennis, ervaring, objecten, en vooral ook de fantastische mensen die in dat huis aanwezig zijn. Die wil ik naar buiten brengen en zichtbaar maken, en omgekeerd. Het verbinden van al die verschillende medewerkers, communities, publieken, al die verschillende kennis en al die verschillende plekken, daar gaat het mij om."

Foto: DOEK en MoMu (c) Monica Ho

Waarde hechten aan het proces

Het valt niet te ontkennen hoe verschillend beide organisaties zijn, ondanks hun gezamenlijke passie voor mode en textiel. De manier waarop beide organisaties gefinancierd en gestructureerd zijn, is fundamenteel anders. Dat creëert onderliggend ook een zeker machtsonevenwicht. Die verschillen zouden een breekpunt kunnen vormen in de samenwerking, maar zijn het niet.

Lies: “Ik voel dat ik nog tekortschiet op vlak van planning en communicatie. Dat heeft met een gebrek aan tijd en middelen te maken. Wij hebben geen structurele subsidies, wij werken enkel projectmatig. De planningen bij MoMu liggen veel langer op voorhand vast. Dus je moet een onderscheid maken tussen afspraken op korte en lange termijn. Intussen denken we bijvoorbeeld na over praktische hulpmiddelen voor onze samenwerking, zoals een gezamenlijke agenda. We zijn daarin aan het leren.”

Leen: “Het is zeker zo dat er in het verleden soms onduidelijkheden waren, bijvoorbeeld over ieders rol. Het is een kwestie om dat duidelijk op tafel te leggen en bespreekbaar te maken. Anders brengt dat onnodige frustraties. Je moet goede afspraken maken en een manier van communiceren vinden met elkaar. Maar dat kan je natuurlijk niet altijd op voorhand inschatten.”

Klaartje: “Tot nu toe loopt de samenwerking eigenlijk heel vloeiend en informeel.”

Lies: “Ik ben me ervan bewust dat onze procesmatige manier van werken veel tijd en energie kost. Er komt veel onderzoek en ontwikkeling bij kijken. Het is een bewuste artistieke keuze om steeds het experiment op te zoeken. De resultaten zijn er niet van vandaag op morgen, maar ik voel dat er bij MoMu geïnvesteerd wordt om een zekere traagheid toe te laten. Ook op zakelijk vlak wordt daar rekening mee gehouden. Dat is zo belangrijk.”

Leen: “Wij zijn gewend te starten met een project en op het resultaat te worden afgerekend. Bij de projecten die we met DOEK doen, is het proces even belangrijk. Dat is zoeken voor ons. Maar we voelen dat het de juiste basis is om contacten te leggen met andere mensen. Het is ook gewoon een kwestie van het te weten en er rekening mee te houden. Al doende zoeken we hoe we meer kunnen afstemmen op elkaar. Ambitie en intentie, dat moeten we telkens blijven aftoetsen bij elkaar.”

Lies: “Wat heel bevorderlijk is voor onze relatie is het feit dat MoMu geen opdracht geeft aan ons. We zoeken samen naar een manier om samen te werken, als een community of practice. Daardoor kan ik mijn eigenheid bewaren. Dat maakt een groot verschil. En de woordkeuze: er wordt gesproken in de wij-vorm. Het zou anders ook niet werken. Ik ga nooit iets doen wat niet strookt met onze waarden en zoek altijd de gelijkwaardige wederkerigheid en daarom moet je steeds in dialoog blijven gaan.”

Foto: DOEK en MoMu (c) Monica Ho

Versterken en transformeren

De samenwerking tussen DOEK en MoMu reikt verder dan het niveau van de concrete projecten of activiteiten die ze samen opzetten. Hoewel de contacten met DOEK zich vooral op het niveau van de publiekswerking van MoMu afspelen, dringt de samenwerking door tot de kern van het museum. Ze raakt aan enkele fundamentele vragen en uitdagingen waar het museum vandaag voor staat.

Leen: “Onze directeur Kaat Debo staat sterk achter de samenwerking met DOEK. Er zijn weinig organisaties waar wij zo nauw mee samenwerken. Het helpt dat onze directeur mee duwt en zoekt naar mogelijkheden om ons meer naar buiten te trekken en ons te verhouden tot de stedelijke werkelijkheid met al zijn facetten en al de nationaliteiten die er vertegenwoordigd zijn. Daar vinden we raakpunten met de werking van DOEK. Het beïnvloedt onze manier van werken. Zo leven er op vlak van ons collectiebeleid de laatste jaren nieuwe ideeën en groeit er meer connectie tussen de verschillende departementen van het museum. De visie van MoMu is echt om af te stappen van het klassieke pad. We zijn er nog niet, maar de samenwerking met DOEK kan het debat daarover intern wel sneller op gang brengen.

Klaartje: “Wat ik persoonlijk heel boeiend vind is dat we afstappen van losse workshops en projecten maar op langere termijn aan dingen werken. We slaan verschillende wegen in zodat veel verschillende mensen op dat pad kunnen komen. Uit al die ontmoetingen heb ik persoonlijk al veel geleerd. DOEK helpt ook om stil te staan bij onze ideeën over wat zou werken of niet. Ik sta nu veel meer open om zo’n dingen te doen dan om in mijn eigen hokje workshops te organiseren waarvan ik denk dat ze goed zullen zijn. En door de focus op kennisdeling heb ik ons museum ook zelf een stuk beter leren kennen.”

Leen: “Experimenteren zit wat in het DNA van MoMu, maar ook in dat van DOEK. Daarin vinden we elkaar, net als in het interdisciplinair denken. We proberen niets in hokjes te steken. Met de heropening van het museum dit jaar dienen zich ook nieuwe opportuniteiten aan. In tegenstelling tot de focus op één tentoonstelling kunnen we het verhaal rond mode, textiel en kleding nu breder trekken. Dat geeft weer nieuwe mogelijkheden om verder te experimenteren, onder andere met een partner als DOEK.”

Lies: “Wat mij inspiratie en goesting geeft, is het systemische in vraag durven stellen. Hoe kunnen we een model gebaseerd op het commons-gedachtengoed verbinden met een museum? Kunnen deze twee samen zorgen voor maatschappelijke transities? Wat kan de rol van de kunstenaar in dit proces zijn? Wie is onze gedeelde community of practice? Het heeft me ook verrast dat MoMu voor zo’n grote kunstinstelling weinig hiërarchisch georganiseerd is. Dat is een grote bonus om goed te kunnen samenwerken. Er is bij MoMu veel goesting om in transitie te gaan, om de juiste redenen. De kracht van een organisatie komt vanuit de mensen die erin zitten. Niet vanuit de structuur an sich.”

Dit interview kadert in het lerend netwerk rond het Cera Impulstraject VPKJ waarin de samenwerking tussen participatieve kunstpraktijken en grote kunstenhuizen onderzocht wordt.
Tekst: An Van den Bergh (stafmedewerker kunst- en cultuurparticipatie Demos vzw)