Deradicalisering als uitdaging voor het jeugdwelzijnswerk

item_left

foto(c)sarah-ji

item_right

Deradicalisering als uitdaging voor het jeugdwelzijnswerk

Document

De conclusie van dit praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek stelt dat het Vlaamse deradicaliseringsbeleid contraproductieve effecten heeft op kwetsbare jongeren in het jeugdwelzijnswerk. De Vlaamse beleidsaanpak sluit aan bij de mainstream opvatting  over ‘radicalisering’ als een proces waarbij radicale religieuze overtuigingen voor een individu de eerste stap vormen op weg naar geweld. Niet enkel is de wetenschappelijke basis voor deze redenering erg wankel, ze dreigt zelfs de voedingsbodem van politiek geweld in onze samenleving te versterken: maatschappelijke uitsluiting en de inperking van mogelijkheden voor kwetsbare jongeren om deze uitsluiting aan te klagen. Als een moslimjongere gepercipieerd onrecht durft aan te klagen, dan kan dit worden beschouwd als een teken van… radicalisering.

foto(c)sarah-ji

Volgens de onderzoekers heeft het Vlaams beleid voor de preventie van radicalisering - wellicht onbedoeld - vier contraproductieve effecten in het jeugdwelzijnswerk met kwetsbare jongeren met een moslimachtergrond.

  • Ten eerste worden radicale opinies snel geproblematiseerd als een teken van ‘gevaarlijke radicalisering’, terwijl radicale opinies voor jeugdwerkers niet nieuw zijn. Zij beschouwen ze als een teken van betrokkenheid op de samenleving of als een normale ontwikkeling in de puberteit. Een jeugdwerker getuigt: “Sommige jongeren worden, in plaats van hen uit die rare-ideeën-hoek te trekken, daar juist verder ingeduwd. Door hen daar telkens over te bevragen en lastig te vallen.”
  • Daarnaast voelen moslimjongeren zich nog verder in de hoek geduwd omwille van  hun ‘gevaarlijk’ geloof. Dit versterkt hun gevoel dat ze tweederangsburgers zijn. Het wij-zij denken in de publieke opinie neemt ook toe en dit leidt tot onnodige polarisering. Een jeugdwerker, afkomstig uit de wijk zelf: “Daarvoor waren we Belgen, ondanks onze Marokkaanse achtergrond. Nu zijn we moslims.”
  • Bovendien ligt er nadruk op de vroegdetectie van jongeren die ‘het risico lopen om te radicaliseren’. Enerzijds wordt de doelgroep daarmee oneindig verbreed tot wie het risico loopt om het risico te lopen. Maar anderzijds wordt die preventie sterk vernauwd tot vroegdetectie. De toenemende druk om mee te werken aan dergelijke opsporing van ‘radicaliserende’ jongeren, stelt jongerenwerkers onder grote druk. Het ondermijnt hun noodzakelijke vertrouwensrelatie met deze jongeren.
  • Ten slotte ligt de klemtoon in het Vlaamse preventiebeleid te veel op een individueel-religieuze aanpak. Hoewel de maatschappelijke voedingsbodem in beleidsdocumenten wordt erkend, wordt er toch vooral gekozen voor een individuele en psychologische aanpak. Zo is er weinig aandacht voor de rol van discriminatie op het gebied van wonen, werken en onderwijs en voor ‘racial profiling’ door de politie. En dat beleidsmakers in hun discours zelf ‘radicaliseren’ en van bovenuit de kans op politiek geweld kunnen aanwakkeren, verdwijnt al helemaal uit beeld.

De onderzoekers pleiten voor de erkenning van de onmisbare rol van het jeugdwelzijnswerk in de algemene preventie van geweld, in plaats van de huidige focus op de vroegdetectie van zoiets vaags als ‘mogelijks radicaliserende jongeren'. Het onderzoek is onderbouwd door een kritische analyse van de dominante religieus-psychologische verklaringsmodellen, een analyse van de inhoudelijke paradoxen in de belangrijkste Vlaamse beleidsdocumenten over 'deradicalisering' en case studies in drie grootstedelijke organisaties in het jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare jeugd. 

Beeld: sarah-ji volgens CC BY-NC-SA 2.0