Prototypes. Op een snelle en goedkope manier je ideeën tastbaar maken.

item_left

item_right

Prototypes. Op een snelle en goedkope manier je ideeën tastbaar maken.

Methodiek

Als je een of meerdere oplossingen bedacht hebt, dan loont het de moeite om deze ideeën snel en eenvoudig om te zetten naar iets tastbaars dat je aan anderen kan voorleggen voor je zelf (te) verliefd wordt op het idee. Een prototype is een krachtige vorm van communicatie, omdat je verplicht bent realistisch te kijken naar de praktische uitwerking van je idee. Het is niet de bedoeling dat je veel tijd stopt in je prototypes. Maak ze zo snel en zo goedkoop mogelijk. Stel jezelf de volgende vragen: 

  • Wie heeft er iets aan dit idee? Welke waarde, welk nut heeft dit voor de eindgebruiker?
  • Wat zou de eindgebruiker hier voor over hebben?
  • Waarom en hoe is dit idee beter dan alternatieve opties?
  • Hoe haalbaar is dit idee? Wegen de kosten af tegen de baten?

Prototypes

Een maquette of een model is natuurlijk het bekendste soort prototype, maar voor een project kan dit ook een storyboard zijn waarin je de belangrijkste stappen van je project tekent als in een scenario. Ook rollenspelen of schema's en diagrammen kunnen handig zijn om je project snel te schetsen.

postit_storyboard

Elevator pitch

Een elevator pitch is eigenlijk ook een soort prototype. Aan de hand van een 'pitch' leg je je idee op een korte en wervende manier uit. Je moet je voorstellen dat je in de lift stapt met de persoon die jouw idee kan ondersteunen. Zolang je samen in de lift zit, heb je de kans om die persoon van jouw idee te overtuigen. Dat is zo'n beetje het achterliggende idee van een elevator pitch.

Hoe ga je te werk?

Schrijf je idee uit op papier. Breng nu je tekst terug naar 100 woorden. Een lengte van 100 woorden is circa 40 seconden. Als de lengte van je pitch goed is, ga je schaven aan de formulering. Check je tekst op de volgende punten:

  • Komen er zinnen in voor van meer dan twaalf woorden? Maak ze korter.
  • Heb je zinnen met veel werkwoordsvormen achter elkaar, bijvoorbeeld ‘ik zou willen gaan werken’. Dat vervang je door ‘ik wil werken’.
  • Heb je een passieve zin, bijvoorbeeld ‘ik word gevraagd’? Vervang door een actieve zin met een onderwerp: ‘De doelgroep vraagt...’
  • Vertel je in het ‘nu’ of in het verleden of in de toekomst? Maak van elke werkwoordsvorm tegenwoordige tijd.
  • Komen er mensen in je verhaal voor of heb je het alleen over dingen? Laat mensen meedoen, collega’s, gebruikers enzovoort.
  • Gebruik je voorzichtigheidswoorden en afzwakkers als ‘misschien’, ‘een beetje’, ‘eventueel’? Schrap ze.
  • Kun je zien, ruiken, proeven of horen wat je doet? Zo nee, gebruik dan meer details die je werk concreter en specifieker maken. Geef een kort voorbeeld dat iedereen in zijn eigen wereld kan plaatsen. 
  • Komen er moeilijke of specifieke woorden in voor die buiten je sector onbekend zijn? Vervang ze door gangbare, Nederlandse woorden.

Bron: www.lancelots.nl