Demos is een team nomadische kenniswerkers. We volgen maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector vormgeven en werken aan gelijkheid en participatie. We staan voor cultuur, jeugdwerk en sport die aansturen op maatschappelijke veranderingen en bouwen aan een meer open, inclusieve en democratische samenleving.
“Betrek sociaal-sportieve pioniers bij je beleidsvorming” – Vier ondersteuningspistes voor 243 sociale sportinitiatieven
item_left
item_right
“Betrek sociaal-sportieve pioniers bij je beleidsvorming” – Vier ondersteuningspistes voor 243 sociale sportinitiatieven
Beeld: Jarett Cambell - CC by 2.0
In 2020 werkte Zeno Nols van februari tot en met juni bij Demos aan een overzicht van sociale sportinitiatieven in België. Dit deed hij in opdracht van Laureus Sport For Good, een internationaal fonds dat op termijn enkele van deze initiatieven wil ondersteunen. In totaal werden er 243 Belgische sociale sportinitiatieven gemapt. Daarnaast schetste hij ook de institutionele context rondom deze sociale sportinitiatieven. Met dit doel voerde hij een beperkte literatuurstudie uit en sprak hij met een aantal respondenten uit de praktijk, koepelorganisaties, de beleidsadministratie en het onderzoeksveld. In dit artikel focust hij op de voornaamste uitdagingen van sociale sportinitiatieven, hun ondersteuningsnoden en vier ondersteuningspistes voor de toekomst.
Uitdagingen
Onderzoek over sociale sportinitiatieven toont aan dat ze voortdurend te maken hebben met uitdagingen die verbonden zijn aan de ruimere context die hen omringt. Verschillende studies over de traditionele sportclub in België tonen aan dat sportclubs vooral uitdagingen ervaren op vlak van financiën, infrastructuur, accommodatie en personeel. Bij sociale sportinitiatieven lijken deze uitdagingen vaak zwaarder door te wegen en zijn er andere, bijkomende uitdagingen. Zo wordt bijvoorbeeld het balanceren van de inkomsten en uitgaven moeilijker wanneer het merendeel van de leden zich in een financieel kwetsbare situatie bevindt – al dan niet deel van een multiproblematiek. Maar ook de betaalbaarheid van infrastructuur wordt acuter wanneer een aanbod zich grotendeels richt naar een financieel zwakke ledenbasis. Het is bovendien geen evidentie om voldoende ruimte, tijd en energie vrij te maken om sociaal-sportief aan de slag te gaan op een betekenisvolle manier. Dat is zeker het geval wanneer bijkomende ondersteuning en middelen ontbreken.
Sociale sportinitiatieven lijken zich omwille van hun hybride identiteit – met een expliciete focus op sportieve en sociale ontwikkeling – maar moeilijk te ‘nestelen’ binnen een institutioneel kluwen. Ze zijn sport en niet-sport. Ze mixen civiele, publieke en private structuren. Ze wortelen in het lokale, regionale en federale niveau. Waar deze initiatieven zich juist nestelen hangt af van de oorsprong van hun ontspruiten en hun vaak zoekende traject. Een initiatief zonder statuut kan bijvoorbeeld transformeren naar een sportclub die door de lokale sportdienst wordt ondersteund. Of een initiatief groeit organisch binnen een jeugdwerksetting en krijgt een financiële ondersteuning via een tijdelijke Vlaamse projectsubsidie. Steeds vaker steken ook private fondsen hun neus aan het venster. Een deel van de sociale sportinitiatieven bevindt zich echter onder de radar van lokale besturen, sportfederaties en andere actoren. De mapping van 243 initiatieven toonde (voor ons) dan ook een heleboel onbekenden. Wellicht zijn er nog veel meer sociale sportinitiatieven in België te ontdekken.
Weinig hefbomen
Uit de gesprekken met sociale sportinitiatieven bleek dat sommigen vinden dat hun sportfederatie er te weinig in slaagt om in te spelen op hun ondersteuningsnoden. Daarnaast gaven sommige sociale sportinitiatieven aan meer te verwachten van hun lokale (sport)bestuur. Veel lokale beleidsdepartementen fungeren nog steeds als afzonderlijke eilandjes die over eigen subsidiepotjes beschikken. Dat zorgt dan soms voor een overdaad aan gefragmenteerde subsidiepotjes en calls, niet zelden voor beperkte financiering. Sociale sportinitiatieven worden dan in toenemende mate dossierschrijvers. De tijd die ze hierin investeren kan ten koste gaan van het organiseren van hun sociaal-sportieve activiteiten. Finaal lijken er weinig hefbomen te bestaan voor de duurzame ondersteuning van de sociaal-sportieve professional die zowel inzet op sportieve als sociale accenten. Uit de analyse blijkt wel dat vooral lokale overheden zich in toenemende mate bewust worden van de hybride identiteit van organisaties. Dat lijkt vooral zo te zijn in centrumsteden waar concrete sociale uitdagingen nopen tot verandering in het ondersteuningsaanbod naar hybride organisaties zoals sociale sportinitiatieven.
Niemandsland
Door hun hybride identiteit passen sociale sportinitiatieven dus niet helemaal het schoentje van de strikt afgebakende beleidsdomeinen, hun doelstellingen en ondersteuningscriteria. Dit zorgt ervoor dat het werk van ‘atypische’ sociale sportinitiatieven wordt “veroordeeld” tot een soort niemandsland – of een lappendeken van opties en kansjes waarbij een structureel en duurzaam beleidskader ontbreekt. Hun sociale insteek wordt niet beschouwd als een kernopdracht van het sportbeleid en, vice versa, wordt hun sportieve focus niet gezien als de kernopdracht van niet-sportdomeinen zoals gelijke kansen, sociaal beleid en jeugd. Bijgevolg is de ondersteuning voor sociale sportinitiatieven vaak bijkomstig, projectmatig, van korte duur en beperkt. Om meer erkenning en ondersteuning te vragen, schreven 36 Vlaamse sociaal-sportieve praktijken in 2019 het Memorandum Sociaal-Sportieve Praktijken.
Vier pistes
Gelukkig leert onze analyse voor Laureus Sport For Good dat er zowel in de praktijk als het (lokale) beleid reeds oplossingen zijn voor de uitdagingen waar sociale sportinitiatieven mee worstelen. Koplopers en innovators bewijzen dat het mogelijk is om in te zetten op deze transitie. We zien vier interessante pistes die verder kunnen worden verkend en verdiept door federaties en lokale besturen:
1. Innoveer in cocktailsubsidies. Vanuit stedelijke of gemeentelijke (sport)departementen kan er verder worden ingezet op beleidsoverschrijdende sociaal-sportieve convenanten waarin steun voor deze sportinitiatieven wordt opgenomen. We lijken wat dit betreft in een momentum te zitten. Want in 2020 werden zowel in Antwerpen als Gent convenanten gesloten met twee sociaal-sportieve praktijken waarbij verschillende beleidsdomeinen een duit in het zakje deden. Hopelijk zijn dit twee precedenten voor wat binnen een aantal jaar gemeengoed is in heel Vlaanderen. Zowel in kleinere subsidies, als in grotere convenanten.
2. Verbreed de ondersteuningsfocus. Sociale sportinitiatieven tonen aan dat ze niet allemaal in het ideaaltypische keurslijf van ‘sportclub’ passen. Ondersteunende partners worden uitgedaagd om hun werking hierop aan te passen. Dat kan door de focus op ‘dé sportvereniging’ te verbreden, bijvoorbeeld naar ‘sportaanbieders’. Op die manier kan ook een jeugdwerkorganisatie die op een duurzame manier sport aanbiedt bijkomend ondersteuning krijgen buiten een clubstructuur. Andere vormen van ondersteuning zoals de reguliere sportclubondersteuning en buurtsportmiddelen kunnen worden herbekeken in het licht van het brede spectrum aan sociale sportinitiatieven en de doelgroepen die ze bereiken. Maar ook bij sportfederaties is er ruimte voor innovatie in de ondersteuning van sociale sportinitiatieven. Waarom breken we bijvoorbeeld de sportclubondersteuning niet open ten behoeve van sociale werkingen en projecten? Het lijkt een logische stap, maar vereist wel een decretale wijziging zodat federaties ook een bredere basisopdracht krijgen.
3. Betrek sociaal-sportieve pioniers bij je beleidsvorming. Sociale sportinitiatieven zijn pioniers en hebben een verfrissende kijk op innovatie, zowel met betrekking tot praktijkorganisatie als beleidsvorming. Hun perspectieven blijven vaak onderbenut. Binnen het sportbeleid kunnen sociale sportinitiatieven daarom meer worden betrokken op het beleidsvormingsproces, ook met betrekking tot hoe ze duurzamer kunnen worden ondersteund. We zien vandaag dat enkele sportfederaties de expertise van sociaal-sportieve pioniers inkopen: zij het als freelancers of projectwerkers. Dat is een gunstige evolutie. Ook lokale besturen vragen de stem van praktijken via diverse formats zoals adviesraden en visietrajecten. We moedigen dit aan, en hopen dat lokale besturen en federaties daar radicaal in durven zijn, ook al levert dat soms wrijving en dissensus op. De openheid van verschillende koepelorganisaties om te luisteren naar de stem van het platform sociaal-sportieve praktijken toont bijvoorbeeld aan dat hun belangenbehartiging ingang vindt. Tegelijk is er nog veel ruimte om sociale sportinitiatieven op een participatieve en gelijkwaardige manier te betrekken bij het vormgeven van een meer structureel en duurzaam ondersteuningsbeleid.
4. Durf samenwerken met privaat gesponsorde sociale sportfondsen, maar spreek goed door onder welke voorwaarden. Onze analyse leert ons dat private fondsen zoals Laureus Sport For Good een groot potentieel hebben voor de duurzame ondersteuning van een sociaal-sportief landschap. Er zijn natuurlijk fundamentele kanttekeningen: private fondsen mogen niet worden beschouwd als vervanging van een terugtrekkende overheid die haar verantwoordelijkheid met betrekking tot sociaal-sportieve thema’s niet wenst te nemen. Ondersteuningscriteria dienen grondig en objectief te worden uitgewerkt om willekeur bij de toekenning van middelen te vermijden. Maar deze uitdagingen gelden ook voor eender welke andere vorm van steun. Er moet ook worden nagedacht hoe sociale sportinitiatieven en private fondsen kunnen samenwerken in een gelijkwaardig partnerschap. Private fondsen kunnen interessante partner zijn in een nieuw te ontwikkelen driehoeksverhouding met het lokaal en Vlaams beleid en de praktijk. Zeker op lokaal niveau verwachten we deze samenwerkingstrend in de komende jaren vaker te zien opduiken.
Ons advies
Laureus Sport For Good gaf aan dat ze op termijn enkele Belgische sociale sportinitiatieven wil ondersteunen. We gaven Laureus Sport For Good advies over hoe ze verder in België aan de slag kunnen gaan. Via een intern rapport adviseerden we hen om contact op te nemen met verschillende key stakeholders in het Belgische sociaal-sportieve beleids- en praktijkveld. Daarnaast gaven we het advies om voor de verdere selectie van een handvol sociale sportinitiatieven zeer zorgvuldig en zo objectief mogelijk te werk te gaan. De finale keuze over verdere procedure en selectie wordt nu door Laureus Sport For Good gemaakt. Wij hopen in ieder geval dat we met deze opdracht een stap dichter hebben gezet in de verdere ontplooiing van een sociaal-sportief landschap dat via deze opdracht meer zichtbaar werd.