Hoe basketbal en sociaal werk elkaar versterken bij Molenbeek Rebels

item_left

item_right

Hoe basketbal en sociaal werk elkaar versterken bij Molenbeek Rebels

Artikel

Beeld: (c) Molenbeek Rebels Basketball

Tine Desmet doet onderzoek naar participatie in het Brusselse jeugdwerk. Voor haar doctoraat draaide ze enkele maanden mee in de meisjesbasketbalclub Molenbeek Rebels. In dit artikel toont Desmet hoe Molenbeek Rebels diverse vormen van relationeel werk centraal stelt. In haar besluit reflecteert ze over de noodzakelijke erkenning van deze praktijk.

“We hebben steeds informele babbels met de meisjes waarbij we polsen naar de situatie thuis en op school. Zo bouw je een band op. Maar hoe meer we met Noë (een schuilnaam, n.v.d.a.) babbelden, hoe meer we aanvoelden dat het ooit fout zou lopen. Het begon in het zesde leerjaar toen het wat moeilijker ging op school. We merkten dat Noë hiervoor thuis veel straf kreeg. Om de situatie te proberen kaderen, hebben we dan een gesprek gepland op school met de ouders en wij als neutrale partij.

Na dit gesprek volgden we Noë en haar gezin op aan de hand van huisbezoeken en belden we hen regelmatig. Toch werden de straffen thuis zwaarder en op een dag is het geëscaleerd. Noë was haar straffen zo beu dat ze opstandig werd. Hiervan werd haar papa zo ontzettend boos dat hij haar vastbond op een stoel en al haar haren afschoor. Toen wisten we dat we moesten ingrijpen.”

Het bovenstaande fragment komt uit een interview met Wenke Thewis, de bezielster en coördinator van basketbalclub Molenbeek Rebels. Het illustreert hoe een Brusselse sportclub ook sociaal werk realiseert.

Als onderzoekster ging ik op zoek naar Brusselse jeugdwerkorganisaties om het participatieve jeugdwerk in kaart te brengen. Zo kwam ik in contact met Wenke en de basketbalclub Molenbeek Rebels. Daar draaide ik gedurende vier maanden mee in de dagelijkse werking. Ik observeerde er trainingen van de twaalf- en zestienjarige ploegen, de individuele begeleidingen en had regelmatig gesprekken met Wenke en de meisjes.

Grootstedelijke context

Molenbeek Rebels ontstond twaalf jaar geleden als sportproject binnen de werking van Foyer vzw, de Molenbeekse sociale haard die inzet op diversiteit, interculturaliteit en sociale cohesie. In 2019 ging de club op eigen benen staan. Daarbij werd een nieuwe naam geïntroduceerd: Molenbeek Rebels. Momenteel zijn er 147 meisjes actief in de club, opgedeeld in tien teams.

De uitvalsbasis bevindt zich in de sporthal van Koekelberg, maar de club identificeert zich als Molenbeeks. Opvallend is dat 80% van de meisjes leeft in een sociaal kwetsbare situatie. Zo woont een groot aantal clubleden in een gezin met een inkomen onder de armoedegrens en heeft 90% een niet-Belgische achtergrond.

Deze cijfers zijn typerend binnen een grootstedelijke, superdiverse context als Brussel. Opgroeien in zo’n situatie zorgt voor uitdagingen in het dagelijkse leven. Onvoorwaardelijke steun en ruimte zijn er niet altijd voor handen en verschillende jeugdwerkorganisaties proberen deze lacune op te vangen. Molenbeek Rebels is zo’n diverse basketbalclub waar ze actief inzetten op sociale ondersteuning en onderlinge verbondenheid.

Relationeel werk

Tijdens de eerste gesprekken met Wenke werd het me al snel duidelijk dat Molenbeek Rebels niet zomaar een sportclub is, maar een sociaal-sportieve praktijk. Sociaal-sportieve praktijken worden gedefinieerd als hybride organisaties die sport en experimentele vormen van sociaal werk combineren (Smets, 2019). Ook in Wenke’s basketbalclub zijn die sociale aspecten zeker zo belangrijk, zo niet belangrijker, dan de basketbal technische vaardigheden. Wenke vertelde in een interview:

“Bij ons staat het sociale centraal en niet het speeltalent. We hebben bijvoorbeeld een hele sterke speelster uit het team gezet omdat zij en haar ouders niet mee waren met onze visie en de afspraken niet respecteerden.”

Deze sociale aspecten omschreven we in voorgaand onderzoek als relationeel werk. Dit werk hebben we onderverdeeld in vier categorieën; individuele relaties, persoonlijke ontwikkeling, netwerken, en het creëren van een ‘tweede thuis’.

Tijdens mijn veldwerk probeerde ik om deze relationele aspecten beter te begrijpen op basis van mijn observaties en ervaringen binnen Molenbeek Rebels. Dat was enorm leerrijk. Ik herinner me nog de eerste dag toen ik aankwam op de training. Het was een chaos. Ik vroeg aan Wenke wat er gebeurd was en zei ze het volgende:

“Het is zo een hectische dag. Er zijn een paar jongeren van de wijk omgekomen in een auto-ongeval in Marokko. Verschillende meisjes van onze club waren met hen bevriend en ik heb al de hele dag gesprekken met deze meisjes om hen hierin te begeleiden.”

In deze intensieve praktijkfase waren er ontzettend veel gelijkaardige relationele gebeurtenissen die ik kon observeren. De meest opvallende sociale aspecten zet ik hieronder uiteen.

Beeld: (c) Molenbeek Rebels Basketball

Veelvuldige communicatie

Wat me het meeste opviel is dat de club veelvuldige communicatie centraal stelt. De coaches communiceren met zowel ouders, jongeren, scholen alsook met ondersteunende diensten, zoals bijvoorbeeld het OCMW. De manier waarop dat gebeurt, is heel divers. Zo houden ze informele gesprekken met de ouders op trainingen, doen ze huisbezoeken bij de gezinnen thuis, plannen ze overleg op school, enzovoort.

Deze veelvuldige communicatie zorgt voor een verbondenheid met de meisjes. Dat beaamde Wenke wanneer ze het voorbeeld gaf van een meisje dat zonder die persoonlijke contacten al lang was uitgestroomd. “Communicatie is alles voor ons. Als wij haar in die drie jaar niet bleven berichten sturen en bellen, had ze misschien nooit de stap durven zetten om terug in de club te komen.”

Deze verbondenheid en communicatie zijn belangrijke pijlers waarop de club gefundeerd is. Bij de voorbereidingen van het nieuwe seizoen bijvoorbeeld, overlopen de coaches welke meisjes het beste in welk team passen. Ze schenken daarbij veel aandacht aan de individuele verhalen van de meisjes.

Wenke herinnert de coaches er dan ook aan om alert te zijn voor diegenen die wat stiller zijn, regelmatig te laat komen of moeilijk contact leggen met de groep. “Vaak is dat een signaal van een achterliggend probleem. Dan is een individuele begeleiding nodig”, zegt Wenke. Gedurende het hele club-jaar wordt er op de coachvergaderingen steevast besproken welke meisjes extra aandacht nodig hebben op emotioneel en sociaal vlak.

Zelfreflectie

Een rode draad doorheen mijn observaties is de continue aanmoediging tot zelfreflectie bij de meisjes. Hiervoor maakt de club tijd en ruimte vrij. Een fout, vraag of discussie mondt vaak uit in zelfreflectie of groepsreflectie. De coaches laten geen kans voorbijgaan om de meisjes zelf te laten nadenken, hun gedachten te laten formuleren en zelf met oplossingen te komen. Dat maakt het volgende dagboekfragment vanuit mijn observaties duidelijk:

“Eén van de meisjes demonstreerde een oefening maar maakte hierbij een fout. De coach vroeg aan de groep wat ze fout deed, maar het meisje stak zelf haar vinger op. De coach liet haar zelf de vraag beantwoorden zodat ze kon reflecteren over haar eigen oefening.”

Bovendien organiseren de coaches regelmatig evaluaties en groepsgesprekken met de speelsters om deze reflectie aan te moedigen. Hierbij moeten ook de coaches zich kwetsbaar opstellen en aan zelfreflectie doen. Zoals Wenke aangeeft:

“Wij proberen jongeren zo te vormen dat zij ook iets durven zeggen over hun coach. Hierin moeten wij open zijn en erkennen dat wij bijvoorbeeld ook soms moe kunnen zijn en daardoor wat minder geduld kunnen hebben. Zo weten de meisjes dat ze sommige dingen niet persoonlijk moeten nemen.”

Participatie

Naast communicatie en reflectie zet de club sterk in op participatie. Wenke gaf me tijdens onze contacten regelmatig voorbeelden van taken die ze kan ‘delegeren’ naar de meisjes, waarin zij meer verantwoordelijkheden opnemen.

Zo nemen enkele meisjes zelfstandig de leiding in het jeugdbestuur. Zij denken na over de waarden van de club en brengen deze over naar de andere speelsters en de buitenwereld. Ook organiseren zij autonoom activiteiten zoals de jaarlijkse clubdag en het kamp. Het jeugdbestuur is een opstap: ook op de algemene vergaderingen zijn er meisjes vanuit de club aanwezig en er zetelen meisjes in het bestuur. Wenke is heel lovend over hun (sociaal) engagement:

“Jongeren komen bij ons vaak uit moeilijke situaties. Maar in vergelijking met andere basketbalclubs, nemen ze in onze club vaak al vanaf een jonge leeftijd verantwoordelijkheden op. Zo houden sommigen twaalfjarige meisjes de cafetaria al open, anderen begeleiden het avonturenkamp mee en op latere leeftijd groeien ze door tot coach: het merendeel van de huidige coaches speelde vroeger zelf in de club. De jongeren krijgen hiervoor vaak bewondering van andere clubs en ouders.”

Dit alles past binnen de clubfilosofie om zoveel mogelijk extra-sportieve kansen te creëren. Niet alle jongeren passen binnen het profiel van basketcoach of scheidsrechter. Sommige meisjes willen zich liever ontwikkelen als vrijwilligster of bestuurslid. Op die manier proberen de Rebels voor iedereen een plaats te vinden.

Molenbeek Rebels is buiten een basketbalclub, ook een centrum van uitwisselingen, avonturenkampen, uitstappen en mogelijkheden tot vrijwilligerswerk. Tijdens deze ervaringen ligt de focus vooral op de sociale aspecten.

De tornooireis naar de Verenigde Staten is wellicht de activiteit waar de oudere meisjes het meest naartoe leven. Hierbij zijn de voorafgaande selecties zeer intensief. Zo zijn er voorbereidende gesprekken met de meisjes, maar evenzeer met hun ouders. Bij de beslissing over wie al dan niet mee mag, wordt naast het basketbalniveau vooral gekeken naar de schoolprestaties en het clubengagement. De meisjes moeten hiervoor ook zelf maatschappelijke acties op touw zetten. Dit jaar kozen ze er bijvoorbeeld voor om mee te draaien in een sociaal restaurant en een opvangcentrum voor wolven.

Beeld: (c) Molenbeek Rebels Basketball

“Wij zijn een familie”

Het groepsgevoel staat centraal in deze club. Dat bleek zowel mijn observaties als uit gesprekken waarin ik bij twee afzonderlijke groepen meisjes peilde naar hun belangrijkste clubwaarden. Het groepsgevoel was voor hen bij uitstek de belangrijkste waarde en hiernaast gaven ze aan dat hun club getypeerd wordt door respect, plezier en humor.

Tijdens mijn observaties zag ik bijvoorbeeld hoe de meisjes elkaar verrasten bij verjaardagen en samen afspraken buiten de trainingen. Opvallend was dat dit niet enkel gebeurde binnen de groepjes van vriendinnen, maar ook over teams en leeftijden heen. Zelfs meisjes die in het begin wat afstandelijk waren, werden snel meegetrokken en opgenomen door de groep. Zo vertelde een meisje hoe ze de club ervaart:

“Onze club is niet zoals andere clubs. Wij zijn echt een familie. We leven ons uit. Er is plezier, gelijkheid en vrolijkheid. Het gaat verder dan enkel basket. We lachen veel samen en doen veel dingen extra buiten de trainingen en matchen.”

De coaches werken actief aan de integratie van elke speelster binnen de groep. De meisjes worden uitgedaagd om samen met andere teams of kliekjes te spelen en worden aangemoedigd om steeds voor elkaar te applaudisseren. Bovendien maken de coaches en de meisjes veel filmpjes en foto’s die ze dan met elkaar delen via sociale media, en dit blijkt een belangrijk aspect van hun groepsdynamiek te zijn.

Ook ikzelf werd ingezet als ‘Value coach’. Tijdens de trainingen moedigde ik de meisjes aan in waarden zoals eerlijkheid en respect. Dit was geen moeilijke taak aangezien de meisjes elkaar bijna automatisch na elke oefening een high-five geven. Dat zit bij hen ingebakken. Door dit groepsgevoel voelde het na een tijdje zelfs voor mij, als onderzoekster, aan als ‘thuiskomen' wanneer ik naar de trainingen ging.

Onzichtbaar werk

Uit mijn observaties blijkt duidelijk dat Wenke en de Molenbeek Rebels veel sociaal werk verrichten. Het belang van de sociale fundamenten van zulke sportverenigingen wordt momenteel nog onvoldoende erkend binnen de sportwereld. Hierdoor blijft dit sociaal werk beleidsmatig vaak nog onder de radar. Jeugdwerkers zoals Wenke ervaren het als onzichtbaar werk:

“Er zijn vooral subsidies voor het aantal activiteiten en aanwezige jongeren, en de diploma’s van trainers. Uren van ondersteuning en begeleiding worden niet of nauwelijks geteld, dat blijft onzichtbaar.”

Desondanks blijven coaches en begeleiders zich inzetten om een sociale rol uit te oefenen. Dat is ook noodzakelijk, stelt Wenke, want jongeren in kwetsbare situaties kunnen pas aan sport doen als hun primaire noden vervuld zijn. Deze jongeren hebben nood aan extra groeikansen en begeleiding, en daarvoor is er vaak geen tijd tijdens de sportactiviteiten. Momenteel neemt Wenke die taak vooral op in haar vrije tijd omdat ze dit relationeel werk als essentieel ziet:

“Ik wil mijn job doen en mijn job is werken met kwetsbare jongeren. Dat wil zeggen: alles wat er buiten het sportieve bijkomt moet ik ook opnemen.”

Pioniers in sportwereld

Molenbeek Rebels is geen alleenstaand geval. Er zijn nog veel andere sociaal-sportieve praktijken die prachtig werk leveren zoals de Rebels. Op het platform voor sociaal-sportieve praktijken kwam ik in contact met veel gelijkaardige organisaties die ondersteuning zoeken voor hun sociale inspanningen. Het is niet verwonderlijk dat dit dan ook één van de speerpunten is van een memorandum dat ze samen schreven. Deze praktijken nemen al die sociale aspecten op in hun werking, maar zoals we zagen bij Wenke, gebeurt dit vaak nog vanuit vrijwillige inzet.

Erkenning voor de sociale inspanningen geeft hun werk een meer duurzaam karakter. Zo kunnen sociaal-sportieve praktijken met extra middelen bijvoorbeeld een sociaal werker aanwerven die de ruimte krijgt om in gesprek te gaan met de jongeren en hun omgeving. Ook kunnen deze organisaties met de nodige erkenning en ondersteuning erin slagen om hun expertise uit te dragen naar het meer reguliere sportcircuit. Veel sociaal-sportieve praktijken zijn immers pioniers in de sportwereld. Ze hebben kennis en ervaring in het relationeel werken waardoor jongeren met socio-emotionele uitdagingen minder snel uit de boot vallen.

Als de maatstaf voor een succesvolle sportclub het technische van een sport aanleren is, zouden vele clubs binnen een grootstedelijke en superdiverse context hun doelen niet bereiken. Niet door het gebrek aan technische vaardigheden van trainers, wel omdat de noden van jongeren die leven in deze context veel breder zijn dan de techniek van de sport. Het sociale luik binnen een sportwerking is essentieel en behoeft dan ook een duurzame erkenning.

Dit artikel werd geschreven door doctoraatsstudente Tine Desmet. Haar onderzoek kadert binnen de interdisciplinaire onderzoeksgroep Voicing Youth at Social Risk (VOICE) waar onderzoekers vanuit de Criminologie, Sport, Lerarenopleiding, Rechten en Psychologie de stem bestuderen van jongeren die leven in sociaal kwetsbare situaties.