De kunstenaar in participatieve kunstpraktijken

item_left

item_right

De kunstenaar in participatieve kunstpraktijken

Publicaties

"Participatieve kunstpraktijken moeten gezien worden als een nieuwe loot aan de stam van de ‘boom der kunsten’ en daarmee als kunst worden aanvaard." Dat stelt Phd onderzoeker Rina Visser-Rotgans in haar proefschrift 'Veranderend Kunstenaarschap. De rol en betekenis van de kunstenaar in participatieve kunstpraktijken'.

Er bestaan niet zoveel publicaties over participatieve kunstpraktijken. Dus als er zijn, delen we ze graag! In 2018 promoveerde Rina Visser-Rotgans met haar proefschrift ‘Veranderend Kunstenaarschap. De rol en betekenis van de kunstenaar in participatieve kunstpraktijken.’, onder begeleiding van het Leiden University Dual PhD Centre en de Academy for Creative and Performance Arts. Ze combineerde dit met haar job als docent Kunst en Cultuur aan Hogeschool Inholland. Onze stafmedewerker An Van den Bergh ging in gesprek met haar over de belangrijkste bevindingen uit haar proefschrift.

Dēmos: Wat versta jij onder participatieve kunstpraktijken?

Visser-Rotgans: “Het is een lastig onderwerp om een eensluidende definitie voor te geven. Daarom koos ik voor een zo duidelijk mogelijke omschrijving, ondermeer gebaseerd op het manifest Kunst in Transitie. Maar het is belangrijk om er bewust van te zijn dat de ontwikkelingen in de samenleving zo snel gaan en bijgevolg ook participatieve kunstpraktijken beïnvloeden. Termen moeten zich dus aanpassen met de tijd.

Cruciaal in deze praktijken is dat de kunstenaar een samenwerking zoekt met niet-kunstenaars en daarmee het artistieke traject vormgeeft. Naast participatief zijn ze ook sterk contextueel. De kunstenaars nemen de situatie waarin de betreffende deelnemers zich bevinden als uitgangspunt om hun artistieke lijn uit te zetten.

Om in de grote diversiteit aan praktijken toch enig onderscheid te maken, gebruik ik de termen object- en procesgericht. Deze hebben te maken met de aanpak van de kunstenaar. De deelnemersparticipatie is groter en krijgt ook anders vorm bij procesgerichte praktijken dan bij objectgerichte praktijken. Procesgerichte praktijken zijn doorgaans langduriger van aard en kenmerken zich door een grotere vrije ruimte met gedeelde verantwoordelijkheid voor de deelnemers.”

Dēmos: Je stelt dat participatieve kunstpraktijken leiden tot een veranderend kunstenaarschap. Wat bedoel je daarmee?

Visser-Rotgans: “Historisch gezien worden verschillende vormen van kunstenaarschap beschreven, van het romantische beeld van het eenzame genie, de avantgardistische criticus tot de zakelijk ingestelde vakman. Bij participatieve kunstpraktijken zie je kunstenaars aan het werk die aangetrokken worden door complexe samenlevingsvraagstukken en zich betrokken en verantwoordelijk voelen. Bovendien kiezen ze er vanuit hun professionele autonomie bewust voor om daar mensen bij te betrekken die weinig afweten van hun domein. Ze gaan meer als een netwerkkunstenaar aan de slag, die faciliteert en verbindt. Ik heb vanuit mijn casestudy-onderzoek heel wat nieuwe kwaliteiten ontrafeld die minder aanwezig zijn in de vroegere modellen van kunstenaarschap.”

Dēmos: Ondanks dat veranderende kunstenaarschap concludeer je dat de aandacht voor participatieve kunst in het curriculum van kunsthogescholen, kunstinstellingen en in het beleidsdiscours nog steeds ondergesneeuwd blijft. Hoe komt dit volgens jou?

Visser-Rotgans: “Uit mijn literatuuronderzoek en casestudy-onderzoek blijkt inderdaad dat participatieve kunstpraktijken over het algemeen niet de gewenste passende beoordeling en waardering krijgen. Mijn ervaring is dat het autonome discours toch nog altijd de boventoon voert in de huidige kunstwereld. Dit discours gaat sterk uit van het kunstenaarsindividu en de bespreking van esthetische en formele eigenschappen van artefacten. Terwijl participatieve kunstpraktijken niet alleen esthetisch maar ook sociaal-maatschappelijk gericht zijn.

Participatie geeft een extra dimensie aan het begrip kwaliteit, die te weinig meegenomen wordt in de huidige kunstkritiek. Het begrip kwaliteit in de kunst, uitsluitend in de zin van ‘concertgebouwkwaliteit’ is achterhaald. In die hedendaagse kunstuitingen die zich kenmerken door verscheidenheid en participatie is het noodzakelijk om kwaliteit af te stemmen op doel, aard, opzet en context van de betreffende kunstuiting.”

Demos: Welke bijdrage wil je met je proefschrift leveren aan het veld van participatieve kunstpraktijken?

Visser-Rotgans: “Ik hoop dat er meer geld en aandacht voor komt zodat deze praktijken echt doorgang kunnen vinden en ook langer kunnen duren. Om structurele veranderingen te kunnen bewerkstelligen is het noodzakelijk  deze praktijken duurzaam te verankeren in de samenleving. Participatieve kunstpraktijken moeten gezien worden als een nieuwe loot aan de stam  van de ‘boom  der kunsten’ en daarmee als kunst worden aanvaard. Het is essentieel voor de vernieuwing van ons culturele veld dat die nieuwe tak niet wordt afgekapt, maar zich verder kan ontwikkelen.

Bovendien ben ik een groot pleitbezorger voor meer artistieke legitimering van deze praktijken. Daarnaast hoop ik dat er meer aandacht voor het sociaal maatschappelijke aspect van deze praktijken komt in de kunstopleidingen. Zij zouden samenwerkingen moeten opzoeken en stimuleren, ook met opleidingen in het brede sociale domein, zoals bijvoorbeeld gebeurt in deze samenwerking tussen docenten van HAN/sociale studies en ArtEZ/kunstacademie. Opdat een kunstenaar kan ervaren wat het is om in het sociale veld te staan en omgekeerd. In dit artikel lees je mijn pleidooi daarvoor.”