Park Poétik als superparticipatief festival model

item_left

Max Vandervorst - En Attendant Kyoto

item_right

Park Poétik als superparticipatief festival model

Artikel

De zeven Brusselse partners achter het festival SuperVliegSuperMouche hebben een participatieve kunstenzomer achter de rug. In samenspraak met burgers en artiesten bereikten ze meer lokale inwoners dan ooit. Coördinator Benoît De Wael blikt tevreden terug op het afgelopen jaar. ‘Je brengt iets teweeg, maar je hebt niet heel die logistieke nachtmerrie om dat allemaal tijdens een weekend te organiseren.’

Hoe transformeer je van festivalweekend naar kunstenzomer in volle coronacrisis? Het participatief traject van Park Poétik toont dat alles mogelijk is, als je maar de ruimte krijgt om dieper te reflecteren en een langetermijnvisie te ontwikkelen. In samenspraak met burgers en kunstenaars transformeerde het festival SuperVliegSuperMouche zo tot een breder project: een heuse festivalzomer in Vorst en Sint-Gillis, met aandacht voor ontmoeting met kwetsbare groepen in de openbare ruimte.

Coördinator Benoît De Wael blikt terug op een bewogen jaar in gesprek met Dēmos-stagiaire Camille Caretta. Wat heeft Benoît opgestoken van de afgelopen kunstenzomer? Welke lessen trekt hij uit het project? En hoe ziet hij de toekomst? ‘We willen de waarde van het festival behouden, maar in een radicaal andere vorm.’

Max Vandervorst - En Attendant Kyoto 

foto: Max Vandervorst - En Attendant Kyoto (c) SVSM

Macht herverdelen

Jullie zijn omgeschakeld van een evenement naar een methode. Is die omschakeling voor alle partners duidelijk?

Benoît De Wael: ‘De omschakeling zelf is duidelijk, maar het is nog niet bij alle partners duidelijk wat de gevolgen daarvan zijn. Park Poétiek is een methode om superparticipatief te werk te gaan. Dat zou een festival niet toelaten, omdat dat format te beperkt is: een festival vraagt een gigantische concentratie aan informatie, je moet alles samenvatten op korte tijd, centraliseren, duidelijk sturen. Daar zit net het gevaar: als je te veel gaat sturen, is het niet meer zo participatief.’

‘SuperVliegSuperMouche was een festival waar 20.000 tot 25.000 bezoekers op afkwamen op één weekend. Dan kan je niet toelaten dat er last minute, op een organische manier, nog veranderingen komen of voorstellingen bijkomen. Dat gaat gewoon niet bij zo’n format. Met Park Poétik is dat helemaal anders: wat wij vooral doen, is mensen samenbrengen, een budget faciliteren en het mandaat geven aan de believers. Zij die het willen doen, mogen het doen. Zo ga je van een piramidestructuur naar een Atomiummodel, waarbij het meerdere dingen zijn die samen het project maken in plaats van één idee dat naar beneden toe moet werken.’

Wat zijn daar de gevolgen van?

Benoît: ‘Door die Atomiumstructuur moet je de macht herverdelen. Je moet vertrouwen geven aan iets meer onafhankelijke cellen, zonder dat ze totaal naast elkaar beginnen werken. Die methode gaat nog wat tijd vragen bij de geldschieters – de gemeenten, de schepenen die erbij betrokken zijn. Bij hen merk ik nog een aarzeling. De omkanteling zal zachtjes aan moeten gebeuren. Dat zien we in de voorbereiding van Park Poétik II.’

Op naar de tweede editie

Hoe gaat Park Poétik II eruitzien?

Benoît: ‘Intussen hebben we besloten dat er volgend jaar geen festival SuperVliegSuperMouche zal plaatsvinden maar opnieuw een mogelijks aangepaste versie van Park Poétik. Het concept moet open moet blijven, niet alle concepten die we nu hebben moeten volgend jaar automatisch opnieuw plaatsvinden.’

‘We willen nu werken vanuit een brainstorm: wie wil wat doen? En welke participatiegraad zit er in? Die participatie is belangrijk. Dit is geen concept waarbij iedereen gewoon zijn eigen ding kan doen. Het moet altijd de bedoeling zijn om mensen samen te brengen, in dialoog te gaan, om groepen te betrekken.’

‘Dat is het grote verschil tussen SuperVliegSuperMouche en Park Poétik: bij het festivalweekend begint een artistiek comité met een programmatie te verzamelen en een thema te bepalen. Daarnaast heb je ook partners die los van die input zelf ideeën verzamelen. Samen vormde dat de inhoud. Nu beginnen we met een brainstorm met iedereen. Alle partners, artiesten, vrijwilligers zijn betrokken bij de inhoud van het project. Dat is radicaal anders dan vroeger.’

Had het artistiek comité dan helemaal geen inspraak meer?

Benoît: ‘De klassieke programmatie die oorspronkelijk voor het festival dat geboekt stond, hebben we verspreid doorheen de tijd en over de twee gemeentes heen. Dat noemden we Surprise Poétik, onze verrassing. Dat is weinig participatief, maar het is wel een kans geweest om de publieksbemiddeling radicaal om te draaien. Met onze artiesten zijn wij het publiek gaan opzoeken in plaats van omgekeerd. We gaan mensen opzoeken waar ze zijn: op straat, op een plein, in een park. We hadden bijvoorbeeld de Cuistax, een muzikale trapauto waarbij muzikanten en dj’s door de wijk fietsen. Die routes lagen nog allemaal niet vast. Voor dat initiatief hebben we met mensen gepraat en geluisterd naar de muzikanten.’

Wat is de rol van de stuurgroep nu juist?

Benoît: ‘Met de stuurgroep bewandelen we twee pistes. Enerzijds bekijken we wat er dit jaar en volgend jaar gebeurt. Anderzijds maken we een parallelle reflectie voor de toekomst. Een van de thema’s die we bespreken is wie de stakeholders juist zijn. We betrekken vrijwilligers en artiesten, terwijl SuperVliegSuperMouche vooral een partnerfestival was. Wat zegt dat over onze organisatiestructuur? Moeten we dan een vzw worden, een coöperatieve? Tegen 2021 willen we met de nieuwe organisatiestructuur klaar zijn.’

Hoe gaan participatieve brainstorms in hun werk? Hoe ga je dat nu doen, voor de nieuwe editie?

Benoît: ‘In een eerste brainstorm, op 9 december, bespreken we het thema. De sessie erna vragen we bij welk soort concept zij eventueel hun schouders mee willen onder zetten. Als een aantal programmatoren zeggen dat ze een artistiek luik willen trekken in een bepaalde wijk, dan kan dat nog steeds. Maar als er artiesten helemaal zelf een concept willen uitdenken, kan dat nu ook.’

‘We starten breed om te zien wie welke verantwoordelijkheid opneemt. Onze rol is dan eerder als facilitator, diegene die de mensen samenbrengt, zonder dat wij bedenken en zeggen hoe alles moet gebeuren. Het gaat om een methodologische aanpak.’

‘Brainstorms gaan vooral door in kleine groepjes, van tien tot twaalf personen. We verhogen de betrokkenheid door iedereen te vragen om een beeld, een object, een woord of een foto mee te nemen waardoor ze terugblikken op wat Park Poétik voor hen betekend heeft. Vanuit die terugblik willen we vragen wat hun dromen en wensen zijn voor het volgende jaar. De bedoeling is om iedereen aan het woord te laten, om zo letterlijk iedereen te betrekken. Dat gaan we bundelen en vanuit die input bekijken we hoe we mensen kunnen samenbrengen via een aantal concepten om in mini-werkgroepjes aan de slag te gaan.’

Dromen vertalen

Je werkt met een participatief burgerbudget. Heeft dat gerendeerd?

Benoît: ‘Dat is een van de meest doorgedreven vormen van bottom-up werken. We wilden luisteren naar burgerinitiatieven en een budget ter beschikking stellen dat ze zelf gingen beheren en mee aan de slag kunnen. Eigenlijk zijn wij net iets te laat in gang geschoten om daar heel veel impact mee te kunnen genereren. Echt geslaagd zou ik het niet noemen, maar er zijn hier en daar wel een aantal zaadjes geplant. Daar willen we mee verder werken.’

‘Het alleen in de handen van de burgers leggen is moeilijk, want we zien dat het hier en daar ontbreekt aan ideeën. Het probleem met een burgerbudget is dat mensen niet altijd conceptueel denken. Mensen hebben misschien wel een idee, maar dan heb je iemand nodig die dat uitwerkt. Je kan dromen verzamelen, maar je hebt ook mensen nodig die die dromen dan op één of andere manier vertalen in iets.’

‘Om dromen te verwezenlijken moet je aanwezig zijn in de openbare ruimte, budget vrijmaken en ten slotte ook mensen ter beschikking hebben die die dromen mee helpen realiseren. Dat kunnen vrijwilligers zijn die je erbij zet, maar kunnen ook artiesten, makers zijn of logistieke mensen die helpen om de zaken in orde te brengen. Voor mij zijn dat de dingen die ik leer van de voorwaarden die je nodig hebt als je met een burgerbudget aan de slag wil gaan.’

‘Maar wat we ook gezien hebben, zijn twee concepten waarbij artiesten zelf middelen zijn gaan zoeken. Omdat ze van ons carte blanche hebben gekregen en voor een stuk ons engagement voor een deel van de kosten, hebben zij ook een dossier ingediend bij Staycation van de Vlaamse Gemeenschapscommissie om extra middelen te krijgen. Die middelen en onze middelen hebben ze samengebracht. Dat is dus werk dat van mijn schouders valt, maar wat het eigenaarschap van het project ten goede komt, want de mensen zijn zelf mee geld gaan zoeken om dat te realiseren binnen Park Poétik.’

‘Het belangrijkste wat ik budgetmatig onthoud van Park Poétik is dat je door bottom-up te werken budget overhoudt om last minute-initiatieven of voorstellen te kunnen realiseren. Als je alles al vastlegt op voorhand, heb je nog weinig inspraak of er uiteindelijk nog iets kan bijkomen. Budget openhouden is dus belangrijk, ook als je werkt met oproepen bijvoorbeeld, omdat je daarmee niet iedereen meteen bereikt. Er ontstaat altijd een sneeuwbaleffect, waardoor mensen je leren kennen en zien wat je doet. Zo komen er nog veel spontane voorstellen. Het burgerbudget gaan we dus sowieso behouden. We hebben dat Idée Poétik genoemd.’

Idée Poétik, Surprise Poétik … Wat is er nog?

Benoît: ‘Een ander aspect was Radio Poétik, een interactief radioprogramma waarin we artiesten en burgers aan het woord lieten door de wijk in te trekken. Daarnaast hebben we een spelcomponent toegevoegd: Quartier Ludiek, een pop-up speelpleinwerking op verschillende pleintjes. Zeker in Vorst was dat een succes: twintig tot dertig straatkinderen tussen zes en twaalf kwamen er elke dag. We hebben hun zomer gered. Nog een ander concept was Place Poétik. Dat is een concept waarbij we aan de slag gaan op een plein met participatieve kunstenaars, bijvoorbeeld twee kunstenaars met een caravannetje op het plein.’

Meer bewoners bereiken

In een vorig interview sprak je over de spanning tussen het lokale en het bovenlokale. Is het voor lokale bewoners fijner, waardevoller dat een evenement klein en lokaal blijft in vergelijking met een groot evenement?

Benoît: ‘Absoluut. Vandaar ook de naam, de ontmoetingsplek: we zien het hele grondgebied als een soort van park. We hebben veel meer lokale mensen bereikt tijdens de twee maanden. We hebben tussen de 10.000 en 15.000 mensen vanuit de twee gemeenten bereikt. Met SuperVliegSuperMouche waren er misschien wel 25.000 mensen, maar zeker 15.000 mensen kwamen van verder. En bovenlokaal, via de sociale media, hebben we over de 300.000 mensen bereikt. Ze zien een foto of een filmpje en komen in aanraking met Park Poétik. Die impact is vele malen hoger dan SuperVliegSuperMouche, maar je hebt niet de energie die vrijkomt wanneer je 10.000 mensen op een dag samenbrengt. Je brengt iets teweeg maar je hebt niet heel die logistieke nachtmerrie om dat allemaal te organiseren.’

Wat is je toekomstbeeld van Park Poétik, je ideale scenario?

Benoît: ‘Mijn droomscenario is verder inzetten op het radicaal anders omgaan met publiek. Ik wil blijven het publiek opzoeken daar waar het zich bevindt, dat is echt iets waarvan ik hoop dat het de bottom line blijft. Ik droom dat wij een beweging worden die goesting en vertrouwen kan geven aan mensen die met hun omgeving aan de slag willen gaan. Aan mensen die daar op een creatieve, artistieke manier het samenleven aangenamer maken en vooral ook mekaars verhalen leren kennen.’

‘Het was onze insteek van het traject om een inspirerend model te krijgen. Ik denk dat iedereen op het terrein aan bod komt: denkers, doeners en facilitators. Nog anderen kunnen daarmee aan de slag, denk ik. In ons geval is er alleszins op een jaar tijd gigantisch veel gebeurd. Voor ons was corona een godsgeschenk dat we dit al eens hebben kunnen uittesten.’

 

Park Poétik is een samenwerking tussen WIELS, dNa Vorst, dNa Sint-Gillis, Pianofabriek, Ten Weyngaert, BRASS & CCJF. In het kader van het Cera Impulsprogramma van Dēmos en Cera onderzoeken ze in een driejarig traject hoe ze meer kunnen inzetten op de ontmoeting in de openbare ruimte, hoe kwetsbare groepen actiever te betrekken, nieuwe participatieve methodieken uitproberen en verdiepen als tool voor de verduurzaming van de eigen werking en die van elke partner, als inspiratiebron voor andere stadsinitiatieven.

Geschreven door Sarah Vandoorne in opdracht van Dēmos.