Doctoraat sociaal-sportieve praktijken

item_left

item_right

Doctoraat sociaal-sportieve praktijken

Boek

Op 6 november 2019 rondde onze collega Pieter Smets zijn doctoraatsstudie af over sociaal-sportieve praktijken. Onder begeleiding van Rein Haudenhuyse en Bas van Heur maakte hij een boek van 224 pagina's en 5 hoofdstukken. In dit bericht lees je meer over de korte samenvatting en opbouw van het manuscript. 

(Lees verder onder de foto)

Beeld: (c) Abdelhay el Ouarroudi

Asociale sportclubs? 

In huidig wetenschappelijk onderzoek bestaat veel twijfel over de competenties van het sportverenigingsleven inzake het opnemen van sociaal-maatschappelijke thema’s. Diverse onderzoeksrapporten concluderen dat het werken aan thema’s zoals armoede en inclusie geen prioriteit lijken te zijn voor sportverenigingen. Dit onderzoek neemt deze kritiek in het vizier.

Via (auto-)etnografische data, geflankeerd met beleidsanalyses, interviews en gesprekken met praktijkwerkers, wordt duidelijk dat er in onze steden een alternatief sociaal georiënteerd sportcircuit opduikt dat tot nu toe onderbelicht is. Een groot aandeel hiervan ligt bij het onzichtbare werk van de vele vrijwilligers en beroepskrachten die het sportlandschap van onderuit verbouwden tot een voedingsbodem voor sociaal-sportieve innovatie.

Sociaal-sportieve praktijken 

De doctoraatsscriptie verkent hoe het beeld van de klassieke sportclub in onze steden wordt uitgedaagd door een nieuw speelveld met praktijken die kenmerken vertonen van zowel sportclubs als vormen van sociaal werk. In het onderzoek benoemen we deze als 'sociaal-sportieve praktijken'. Ze dragen een groot maar onderbenut potentieel in zich voor de ontwikkeling van toekomstig Sport voor Allen beleid.

Na een introductiehoofdstuk en een beschrijving van de methodologie in hoofdstuk twee, wordt in het derde hoofdstuk een analyse gemaakt van het Vlaamse Sport voor Allen beleid. Tegenover de academische consensus dat ons sportbeleid haar beperkingen heeft, volgt een argumentatie die aantoont hoe van onderuit allerlei nieuwe sociaal-sportieve initiatieven ontstaan. Bijkomend toont het hoofdstuk dat we sportbeleid, en in uitbreiding beleid, niet enkel mogen beschouwen als een lineair proces dat van bovenuit gestuurd wordt. Sportbeleid wordt ook gemaakt van onderuit.

Een taalprobleem

Het vierde hoofdstuk werpt een licht op de conceptualisering omtrent sportorganisaties. Een analyse van beleids- en onderzoeksjargon maakt duidelijk hoe en waarom de huidige taal en conceptualisering (bijvoorbeeld regulier georganiseerd, anders-georganiseerd, niet-georganiseerd) gebreken vertoont. Het onderzoek illustreert dat we sociaal-sportieve praktijken niet kunnen vastpinnen in de huidige beleidskaders. Ze laten zich kenmerken door dynamische en diverse vormen van organisatie. Het ontbreken van een helder vizier heeft verstrekkende gevolgen voor het beleid en onderzoek. Bijgevolg wordt een nieuw begrippenkader verkend dat meer recht doet aan de innovaties die zich aftekenen in het sportlandschap: sociaal-sportieve praktijken.

Sport voor Allen herdacht

Het vijfde hoofdstuk zoomt in op de wijze waarop een nieuwe onzichtbare beroepskracht vandaag aan de slag gaat met het creëren van allerlei vormen van sociaal sportbeleid, en hoe dit ook gepaard gaat met fricties en vormen van precariteit.

Dit doctoraat maakt duidelijk dat het Vlaamse en lokale Sport voor Allen beleidskader een nieuwe adem nodig heeft, wat zich vertaalt in de nood aan gewijzigde subsidiereglementen en aangepaste steun voor sociaal-sportieve praktijken. Verder onderzoek kan verkennen op welke wijze deze noden worden geoptimaliseerd in aangepast lokaal en Vlaams vrijetijdsbeleid.    

Dit doctoraat werd gerealiseerd via een bijzondere FWO-beurs aan de Vrije Universiteit Brussel, onder de begeleiding van promotoren Rein Haudenhuyse en Bas van Heur.