Hoe dicht je de kloof tussen mensen in armoede en het vrijetijdsaanbod?

item_left

(c)Lindz_Graham

item_right

Hoe dicht je de kloof tussen mensen in armoede en het vrijetijdsaanbod?

Artikel

Hoeveel projecten en programma’s zouden er de afgelopen jaren gelanceerd zijn om mensen in armoede te verbinden met de vrije tijd? En wat kunnen we daar uit leren? Eerst het goede nieuws. Het is mogelijk om de kloof te dichten tussen mensen in armoede en aanbieders van vrije tijd. Maar we moeten eerlijk zijn: dat vergt tijd, engagement en aangehouden inspanning. Je investeert het best in beide partijen én in bruggen tussen beiden. Vraag is of een louter projectmatige aanpak hiervoor volstaat?

(c)Lindz_Graham

(Lees verder onder de afbeelding)

Beeld: (c) Lindz Graham - CC BY 2.0

Armoede snijdt in vrije tijd

Mensen die moeten leven met een beperkt budget besparen op vrije tijd: op uitstappen en reizen, hobby’s, speelgoed en op de deelname aan het verenigingsleven en het sociale verkeer. Voor de andere kinderen puilt de vrijetijdsagenda uit en schuift de norm steeds verder op. Kinderen en jongeren in armoede missen hierdoor kansen in hun ontwikkeling. Bijna de helft van de items in de recent ontwikkelde indicator voor kinderarmoede verwijzen rechtstreeks of onrechtstreeks naar de vrije tijd. 

Mensen die in armoede geboren zijn en/of nieuw zijn in ons land hebben ook weinig ervaring met het verenigingsleven. Ze hebben geen (volledig) beeld van wat er allemaal komt kijken bij deelname aan het verenigingsleven. Ze kijken ook fundamenteel anders naar de wereld. De chronische stress vernauwt de blik. Participeren betekent voortdurend risico’s afwegen en ‘keuzes’ moeten maken.

Het netwerk van mensen in armoede raakt niet of nauwelijks aan het netwerk van vrijetijdsaanbieders. Hierdoor verhoogt de kans dat mensen in armoede moeilijk aan vrije tijd toekomen, dat ze de weg niet vinden naar het aanbod, dat ze niet aansluiten om een risico te vermijden of dat ze afhaken bij onverwachte tegenslagen of misverstanden of omwille van de sociale druk.

Kleine probleempjes, grote gevolgen

Alle ouders ondervinden wel eens moeilijkheden om de vrijetijdsparticipatie van hun kinderen mogelijk te maken of te blijven ondersteunen. Maar middenklasse ouders beschikken wel over meer tools om met al die relatief kleine problemen om te gaan: flexibele werkuren, financiële middelen, institutionele vaardigheden, een netwerk van familie, kennissen en buren die op hun beurt over veel hulpbronnen beschikken,…

Kansarme ouders beschikken niet of minder over de nodige hulpbronnen en een ondersteunend netwerk. Relatief kleine probleempjes zoals een onverwachte uitgave of een plotse verandering in de organisatie van de vrije tijd, zijn dan helemaal niet zo gemakkelijk om te overbruggen. Dat maakt het moeilijk om de vrijetijdsparticipatie in te bouwen in de wekelijkse of jaarlijkse routine.

Goede intenties, weinig kennis van zaken

Vrijetijdsaanbieders van hun kant staan in principe open voor deelnemers die in armoede leven. Ze willen graag alle kinderen en jongeren verwelkomen in hun aanbod. Maar doorgaans leven vrijetijdsaanbieders zelf niet in armoede en hebben ze hier ook geen directe ervaring mee. Hun netwerk raakt ook niet of nauwelijks aan het netwerk van mensen in armoede. Zo weten ze niet echt wat het betekent om in armoede te leven. Ze kijken fundamenteel anders naar de wereld.

Hun ervaringen met deze samenleving zijn overwegend positief: ze kunnen echte keuzes maken, hebben grotendeels controle over hun leven en een vertrouwen in onze maatschappij en haar instellingen. Hierdoor verhoogt de kans dat ze niet voldoende maatregelen nemen, niet de juiste maatregelen nemen, niet het nodige begrip kunnen opbrengen, niet geloofwaardig/betrouwbaar overkomen of dat hun maatregelen de mensen in armoede niet bereiken.

Zo ontstaat een kloof tussen mensen in armoede en aanbieders van vrije tijd. Deze kloof is te overbruggen, maar dat lukt zelden op eigen kracht. Je kan het als organisatie of als individu zelden alleen. Er is nood aan omkadering, bemiddeling, ondersteuning, opvolging…

Projecten moeten de kloof dichten

Om deze kloof te helpen dichten, lanceerden overheden en fondsen de laatste jaren verschillende projectoproepen. Zo ondersteunde de Vlaamse Minister van Armoedebestrijding 19 projecten die bruggen bouwen tussen sport en/of jeugdwerk en gezinnen in armoede. Deze projectoproep ondersteunt in hoofdzaak lokale besturen.

Demos en ISB, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid, kregen van de Vlaamse overheid de opdracht om op hun beurt deze projecten te ondersteunen en hun leerervaringen vast te houden. Doorheen onze ondersteuning konden we vier strategieën onderscheiden die bruggenbouwers ontwikkelen op de kloof tussen armoede en vrije tijd te dichten. 

Zelden komen alle strategieën (even sterk) naar voor binnen een en dezelfde praktijk. Alles samen gaat het om een vrij arbeidsintensieve aanpak. Wel menen we dat de combinatie van deze strategieën een effectief en een duurzaam resultaat kan opleveren.

In vier korte reportages lichten we telkens één strategie toe aan de hand van een concrete praktijk:

Ethische grenzen aan een projectmatige aanpak van bruggen bouwen

We zien vier stevige strategieën die volgens ons een tastbaar en duurzaam effect kunnen behalen. Wel moeten we erkennen dat het steeds moeilijker wordt om te verdedigen dat dit onderwerp op een projectmatige manier wordt aangepakt. Een project betekent een afgebakend resultaat in een afgebakende periode. Bruggen bouwen vergt investeren in trage processen en langdurig engagement.

Een projectmatige aanpak leent er zich eigenlijk niet toe om op een ethisch verantwoorde manier bruggen te bouwen tussen mensen in armoede en de vrije tijd. Met een boutade: een project is als een vakantielief, bruggen bouwen is trouwen.

Het leergeld lijkt ons betaald. Vooral door de mensen in armoede die te vaak hun vertrouwen moesten schenken aan voorbijgaande en vluchtige medewerkers. Tijd voor overheden, fondsen en organisaties om zich ernstig te bezinnen over duurzame en ethisch verantwoorde investeringen zoals voldoende laagdrempelige, generalistische eerstelijnsdiensten, rechtstreekse participatie van mensen in armoede, brugfiguren of bruggenbouwers tussen diensten en organisaties, samenwerking en netwerkvorming tussen burgers, diensten en organisaties vanuit een gedeelde visie op kinderen en jongeren in een buurt of stad en een coördinerende of regierol voor de lokale overheid.