Traject Participatie als Danskunst: Over inclusief samenwerken via hedendaagse dans

item_left

item_right

Traject Participatie als Danskunst: Over inclusief samenwerken via hedendaagse dans

Artikel

Organisaties die over sectoren heen inclusief willen samenwerken aan maatschappelijke uitdagingen, overstijgen hun eigen agenda. Tijd maken om elkaar echt te leren kennen, bij elkaar op bezoek te gaan en te praten over gezamenlijke doelstellingen en belangen, blijken essentiële eerste stappen. Ultima Vez, Zonnelied, Centrum West, BUSO Cardijnschool, Leon en KULeuven doen dit met het traject Participatie als Danskunst, dat steun kreeg van het Cera impulsprogramma. Stapsgewijs werken ze toe naar een inclusief samenwerkingsverband in hartje Sint-Jans-Molenbeek, gericht op talentontwikkeling en verbinding via hedendaagse dans.

Foto: (c) Danny Willems

Culturele organisaties werken vaak samen met niet-culturele partners om diverse doelgroepen toe te leiden naar hun aanbod. Het is een succesvolle participatiestrategie van toeleiding en bemiddeling. Dit is ook zo bij Ultima Vez in Molenbeek, die er dankzij een netwerk van partners uit de buurt en de expertise van choreograaf Seppe Baeyens in slaagt om van hun wekelijkse Atelier Quartier op zaterdagvoormiddag een inclusieve omgeving te maken. Diverse buurtbewoners en passanten dansen er samen met professionele dansers en choreografen.

Na verloop van tijd groeide eenzelfde vraag bij de partners: Zit er niet meer potentieel in onze samenwerking dan louter toeleiding naar inclusieve dansprojecten? Kunnen we een inclusieve omgeving creëren over de grenzen van het dansproject heen, op het niveau van de ganse organisaties en hun netwerk? Vanuit deze vraag startte in september 2019 Participatie als Danskunst, een samenwerkingsverband van Ultima Vez, Centrum West, Zonnelied, BUSO Cardijnschool, Leon en KU Leuven. Het doel van dit traject is onderzoeken hoe een inclusief en gelijkwaardig samenwerkingsverband mogelijk wordt dat positieve dynamieken op gang brengt in de buurt en mensen en organisaties kan verbinden.

Een onderzoek naar de inclusieve danspraktijk als startpunt

Een belangrijke aanleiding voor het impulstraject is het onderzoekswerk van professor Maddy Janssens, hoogleraar en campusdecaan van de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen aan de KU Leuven en professor Chris Steyaert, hoogleraar organisatiepsychologie aan de universiteit St. Gallen, Zwitserland. Zij voeren al lange tijd onderzoek naar diversiteit in bedrijven vanuit kaders uit de organisatiepsychologie en practice theory. Het uitgangspunt van practice theory is dat dagelijkse praktijken in organisaties een bepaalde sociale realiteit creëren en de basis vormen voor ongelijkheid of inclusie. Als je werk wil maken van inclusie in een organisatie moet je dus kijken naar de praktijken in het centrum van die organisatie, zoals de besluitvormingsprocessen of vergadercultuur.

In hun zoektocht naar organisaties waar verschil echt een plaats krijgt, kwam prof. Janssens in 2015 bij de danspraktijk van Seppe Baeyens terecht. Samen met prof. Steyaert observeerde zij regelmatig dansworkshops en repetities en nam interviews af. De praktijken die zij observeerden, beschreven ze in drie stappen: mixing, inverting en affirming. Deze worden uitgebreid beschreven in het artikel 'The Site of Diversalizing: The Accomplishment of Inclusion in Intergenerational Dance'.

Foto: (c) Danny Willems

Mixing: het vermengen van mensen met verschillende achtergronden

Typisch voor de danspraktijk van Baeyens is dat mensen met een verschillende achtergrond worden samengezet. Dit gebeurt bewust en systematisch. Zo krijgen bewoners van dagcentrum Zonnelied bijvoorbeeld een eerste dansworkshop, maar worden in een volgende workshop gemengd met leerlingen van een basisschool uit de buurt. Dit vermengen van groepen gebeurt zowel in workshops, ateliers als bij de creatie van voorstellingen.

Tijdens oefeningen zorgt Baeyens ervoor dat dansers nooit lang in dezelfde constellaties bij elkaar staan. Kinderen vormen duo’s met senioren en verkennen samen bewegingen. Hoe kan een klein lichaam op een groter lichaam rusten om samen toch in balans te blijven? Of hoe doorkruist een volwassen man de ruimte als er een kind op zijn voeten staat? Pedagogische tools zoals reflecteren of nabespreken in een cirkel worden regelmatig ingezet en maken dat iedereen zichtbaar is, met een gelijke afstand tot het centrum, zonder hiërarchie.

Door het mengen van groepen worden typische normen en rollen opgeschort en ontstaat de mogelijkheid om nieuwe relaties te vormen. De dansers worden uitgedaagd zich te tonen en uit hun comfortzone te komen, los van bestaande rolpatronen en sociale verwachtingen. Gaandeweg gaan ze zich prettig voelen om samen te bewegen, ongeacht de wisselende constellaties waarin ze terecht komen. De deelnemers komen los van de labels die ze doorgaans opgeplakt krijgen.

Inverting: het omkeren van stereotype rollen en relaties

Een tweede belangrijke stap in de danspraktijk van Baeyens is dat stereotype rollen worden omgedraaid. Zo gaat een persoon met Down syndroom bijvoorbeeld de groep leiden, terwijl deze personen in het dagelijkse leven vaak degene zijn die volgen of waarvoor gezorgd wordt. Of kinderen leren bewegingen aan volwassenen aan, die hen moeten spiegelen.

Dat rollen worden omgedraaid, versterkt op een manier ook bestaande posities en verschillen tussen de dansers. Het is een bewuste keuze van Baeyens om deze verschillen niet weg te werken, maar net eerder te benadrukken door op zoek te gaan naar contrast en tegenkleur. Hij nodigt kinderen bijvoorbeeld uit om bewegingen aan te leren die oudere dansers met moeite kunnen spiegelen, zoals hoog in de lucht springen. In plaats van verschillen te minimaliseren, worden ze uitvergroot of omgedraaid.

Foto: (c) Sofie De Backere

Door deze consequente omkeringen ontstaat er ruimte voor iets nieuws. Het credo is dat iedereen kan leren van elkaar en dat inspiratie van iedereen kan komen. Dit beïnvloedt uiteindelijk de hele groep en de manier waarop dansers in die groep omgaan en zorg dragen voor verschil. En dat straalt ook door naar de partners en het netwerk rondom de danspraktijk. Programmatoren worden uitgedaagd om stil te staan bij het gangbare hokjesdenken in hun programmatie wanneer ze te horen krijgen dat een productie geschikt is voor alle leeftijden en alle publieken.

Affirming: het herhalen en bevestigen van nieuwe rollen en relaties

De laatste stap in de danspraktijk draait om het voortdurend herhalen en experimenteren met nieuwe, ongebruikelijke en contrasterende rollen en posities. Dansers krijgen bij elke oefening de ruimte om hun eigen kleur en eigenheid in te brengen, zolang ze in relatie gaan met andere dansers. De danspraktijk is erop gericht om hier voortdurend in te oefenen.

De dansers creëren zo actief mee en drukken hun stempel op het resultaat. Telkens ontstaat er iets nieuws, zonder dat het vrijblijvend wordt. Het verschil en de veelheid wordt lichamelijk en tastbaar, waardoor het een kwaliteit is waar de groep verantwoordelijk voor wordt. De dansers verstaan deze nieuwe manier van communiceren beter en beter en dragen samen een nieuwe sociale realiteit uit, waarin ruimte is voor verschil.

De laatste dansproductie INVITED betrekt ook het publiek actief in de hierboven genoemde stappen. Dansers zijn van bij aanvang van de voorstelling vermengd met het publiek, waardoor het onderscheid tussen danser en toeschouwer vervaagt. Het publiek wordt uitgenodigd om zich te tonen, mee te bewegen en in interactie te gaan met elkaar.

Foto: (c) Danny Willems

Eerste stappen in een inclusief samenwerkingsverband

Een belangrijke voorwaarde om de inclusieve danspraktijk te doen slagen, is de betrokkenheid van buurtpartners Zonnelied, BUSO Cardijnschool en Centrum West. Zij nemen vele drempels weg en leiden hun bewoners, leerlingen en jongeren toe naar de dansprojecten en het wekelijkse dansatelier. Zij twijfelen niet aan de relevantie van de inclusieve danspraktijk. “Door mensen uit hun comfortzone te laten treden, zien we als begeleiders plots dat mensen van de leefgroep dingen kunnen waarvan we niet wisten dat ze dat konden.”, zegt Sarah Dewin van Zonnelied. Ook Els Schoemaker van BUSO Cardijnschool is enthousiast: “Het atelier is een plek waar je op een andere manier kan communiceren: met je handen, je voeten en je hoofd.”

De partners willen nu een stap verder gaan en delen de goesting dat hun samenwerkingsverband de kwaliteiten van de inclusieve danspraktijk weerspiegelt. Dat is precies wat ze in het Cera impulstraject Participatie als Danskunst willen ontdekken.

In 2020 besloten de vier partnerorganisaties bij elkaar op werkbezoek te gaan. Het was de eerste keer dat ze gezamenlijk tijd maakten om bij elkaar over de vloer te komen. Elk werkbezoek zag er min of meer hetzelfde uit. De gastorganisatie nodigde de andere partners gedurende twee uur uit in de eigen werking. In het eerste uur kregen de partners een onderdompeling in concrete activiteiten, die een goed beeld gaven van de dagelijkse werking. De partners volgden turn- en kooklessen in de Cardijnschool, observeerden jongeren tijdens een percussieworkshop bij Centrum West en draaiden mee in de fietsbieb van wooncentrum ’t Zinneke van Zonnelied. In het tweede uur volgde telkens een nagesprek dat dieper inging op de visie, missie, structuur en cultuur van elke organisatie. Sam De Wit van Ultima Vez verwoordt de meerwaarde van die werkbezoeken als volgt: “Wat ik er vooral fijn aan vond, is dat we ook echt in contact kwamen met elkaars doelgroepen. Bij de Cardijnschool heb ik samen met de leerlingen gekookt en bij Zonnelied gaven de bewoners ons een rondleiding. Daar zat voor mij het grote verschil met een gewoon bezoekje”.

Na deze werkbezoeken wilden de partners voor het eerst een gezamenlijke activiteit op poten zetten, waarin ze elk een evenwaardig aandeel zouden opnemen. De bedoeling was een buurtfeest te organiseren in de publieke ruimte tijdens de Dag van de Dans 2020. Door de maatregelen tegen COVID-19 is deze activiteit uitgesteld naar het volgende jaar.

In tussentijd maakten de partners uitgebreid tijd om in te gaan op de communicatie over hun traject. Sarah van Zonnelied formuleerde deze nood als volgt: “Ik vind het wat lastig om alles wat we leren uit dit traject, over te brengen naar al mijn collega's. Ik zou het fijn vinden een manier te vinden om de motivatie die ik krijg door dit netwerk over te brengen op hen.” Via storytelling kregen de partners een beter zicht op de situatie die ze met hun samenwerking willen veranderen, waar ze naartoe willen werken en welke acties ze daarvoor ondernemen. Ze formuleerden dit krachtig in een gezamenlijke kernboodschap. Met deze kernboodschap gaan ze nu aan de slag om een filmpje te maken over hun samenwerkingsverband, waarbij hun bewoners, leerlingen en jongeren actief betrokken zullen worden.

Na het eerst trajectjaar staan de partners van Participatie als Danskunst op een boeiend kruispunt. Zo blijkt dit impulstraject nood te hebben aan een uitbreiding van het netwerk en zal de huidige exclusieve samenwerking met Ultima Vez opengesteld worden naar andere organisaties en locaties. Leon vzw werd als partner toegevoegd aan het samenwerkingsverband. Daarnaast willen de partners de inclusieve kwaliteiten van hun gezamenlijke danspraktijken doortrekken tot buiten de black box van de dansstudio. Dat heeft al tot moeilijke maar ook boeiende gesprekken geleid over de mogelijkheden én grenzen van elke organisatie. Op naar het vervolg!

Dit artikel werd geschreven door An Van den Bergh (stafmedewerker kunst- en cultuurparticipatie bij Dēmos vzw) in het kader van het Cera impulstraject Participatie als Danskunst.

Bron: Janssens, M. & Steyaert, C. (2020). The Site of Diversalizing: The Accomplishment of Inclusion in Intergenerational Dance. Journal of Management Studies, 57, 1143-1173