Demos is een team nomadische kenniswerkers. We volgen maatschappelijke ontwikkelingen die de cultuur-, jeugdwerk- en sportsector vormgeven en werken aan gelijkheid en participatie. We staan voor cultuur, jeugdwerk en sport die aansturen op maatschappelijke veranderingen en bouwen aan een meer open, inclusieve en democratische samenleving.
Werken tussen sectoren lukt beter in participatieprojecten
item_left
item_right
Werken tussen sectoren lukt beter in participatieprojecten
Beeld: (c) KAA Gent Foundation
Een geëngageerde voetbalclub start een dansproject voor de mensen uit de buurt en elders vinden we een jeugdwerking die gevechtssport introduceert bij jongeren. We zien ook hoe een kunsteducatieve werking contacten legt met nieuwkomers in een praatcafé, en hoe bewoners van een zorgvoorziening samen met kunstenaars leegstaande leefruimtes onder handen nemen.
Dit zijn enkele van de talloze initiatieven die tegelijk sport, cultuur en/of jeugdwerk aanbieden, of die samenwerking bevorderen tussen de vrije tijd en andere sectoren zoals welzijn, integratie of het onderwijs. Met een dure term gaat het hier om ‘transversaal werken’: een aanpak vanuit of in samenwerking met verschillende sectoren en organisaties. De participatieprojecten boden veel ruimte voor deze manier van werken.
Hieronder geven we voorbeelden van praktijken die transversaal werken. Ze tonen dat participatief en transversaal werken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Met het stopzetten van de participatieprojecten wacht deze praktijken een onzekere toekomst.
‘Transversaal werken’ staat naast de gangbare manier van werken in afgebakende sectoren. Een sectoraal beleid biedt een aantal voordelen. Het versterkt en beschermt de identiteit van werkingen en het creëert heldere lijnen op vlak van budgetten en bevoegdheden. Maar het brengt ook nadelen met zich mee. De praktijk laat zich niet netjes herleiden tot sectoren. Ook wie participatief werkt met mensen in een kwetsbare positie, botst vroeg of laat op de grenzen van een sectoraal beleid. Net daarom is transversaal werken zo’n essentieel element van het Participatiedecreet.
De overheid is er zich immers ten volle van bewust dat vrijetijdsparticipatie een thema is dat samenwerking vereist tussen jeugdwerk, cultuur en sport én met andere sectoren zoals welzijn en integratie. Via de ‘participatieprojecten kansengroepen’ slaagde de Vlaamse overheid erin om waardevolle initiatieven op te vissen die anders tussen de mazen van de sectorale netten zouden glippen.
De Vlaamse overheid blijft transversale projecten ondersteunen via andere oproepen, zoals de innovatieve partnerprojecten binnen cultuur en de bovenlokale cultuurprojecten. Maar participatie is daar niet langer de (hoofd)doelstelling en ook de voorwaarden liggen anders. De toekomst zal uitwijzen welke projectaanvragen nog zullen weerhouden worden. Maar intussen vragen we ons af wat er zal gebeuren met initiatieven vanuit welzijn, met praktijken die lokaal beginnen, met initiatieven vanuit sport, en met partnerschappen waarbij cofinanciering niet vanzelfsprekend is.
Vrije tijd – but not as we know it
Er zijn steeds meer initiatieven in de vrije tijd die je niet enkel kunt plaatsen onder ‘sport’, ‘jeugdwerk’ of ‘cultuur’. Neem bijvoorbeeld alles wat valt onder de noemer ‘urban’. Vaak gaat er van deze initiatieven een aantrekkingskracht uit op groepen die zich minder thuis voelen of vertegenwoordigd zien in het aanbod dat als ‘regulier’ wordt bestempeld. In het informele en ongepolijste van deze initiatieven vinden ze een vrije ruimte. Ze kunnen een praktijk naar hun hand zetten die nog niet gekristalliseerd of ‘verkaveld’ is door een bepaalde groep.
Ook vrijetijdswerkingen die vertrekken vanuit de noden van een minder kansrijk doelpubliek, ontwikkelen spontaan een transversale aanpak. Dat zie je bijvoorbeeld bij de jeugdwelzijnswerkingen of zelforganisaties van mensen met een migratieachtergrond. Deze zorgen in de eerste plaats voor een basisveiligheid omdat mensen zich in elkaars situatie herkennen. Vanuit die basis volgen de initiatiefnemers de interesses en de noden van de deelnemers. Ze organiseren een aanbod in de eigen omgeving of creëren een ruimte tussen de eigen werking en het mainstream aanbod. Eventueel ondersteunen ze ook de overstap naar dat aanbod.
Bijvoorbeeld: Via het participatieproject ‘Betonne Jeugd vecht’ kon de jeugdwelzijnswerking Betonne Jeugd laagdrempelige vechtsportlessen aanbieden en de brug slaan naar een capoeiraclub in de buurt. De jongeren dachten ook na over de drempels die hen ervan weerhouden om te sporten en formuleerden zelf tips en aanbevelingen voor sportaanbieders. In de wijk nieuw-Gent richtte de KAA Foundation de Buffalo Dance Academy op. De communitywerking van KAA Gent zorgt mee voor de wijk naast het stadion. Daar hoort ook bij dat ze een vrijetijdsaanbod opzetten in de buurt, omdat er niet zoveel mogelijkheden zijn. Dit filmpje brengt het project in beeld:
Op zich biedt projectfinanciering geen duurzame oplossing voor dit soort praktijken. Maar projectoproepen geven deze initiatieven wel de kans om zich te ontwikkelen en te bewijzen. De lokale en Vlaamse overheid kan daarop de bestaande regelgeving aanpassen of nieuwe kanalen creëren. Zo startte de creatieve werking van vzw Thebe uit Maasmechelen als een participatieproject. Nadien werd het opgenomen binnen de projecten bovenlokale expressie voor jeugdhuizen.
Tussen vrije tijd, welzijn en integratie
Participatieprojecten slaan ook de brug tussen vrije tijd, welzijn, integratie en af en toe ook naar een (Brede) school of een OKAN school. Aan de ene kant nemen vrijetijdswerkingen het initiatief hiervoor. Op eigen houtje hebben ze niet altijd voeling of verbinding met de mensen die ze willen bereiken. Door samen te werken met een zorgvoorziening, een armoedevereniging of een opvangcentrum, spreken ze een nieuw publiek aan dat nog geen gebruik maakt van hun aanbod. Zo kunnen ze ook bijleren over de noden en de drempels van dit publiek.
Bijvoorbeeld: Dankzij het participatieproject ‘Kunsteducatief Kruisbestuif’ kon WISPER contacten leggen met nieuwkomers tijdens praatgroepen waar mensen Nederlands leren. Alexandra Meijer, coördinator van Wisper, vertelt hierover:
“Een etnisch-cultureel divers publiek bereiken, lukte nog niet tot nu toe. Na veel praten en denken, merkten we dat we niet in team tot actie overgingen. Daarom leek het opstarten van een project een goede trigger. Het team van WISPER bestaat vooral uit doeners. Concreet een activiteit in je agenda gepland hebben, dwingt je om erover te denken en uit te wisselen. Vanuit het doen wilden we ervaring opbouwen om die dan te bundelen en te verduurzamen.”
Wanneer vrijetijdswerkingen kwetsbare groepen effectief bereiken, kunnen ze welzijnsthema’s ook moeilijk negeren: ze zijn zo prangend en manifest dat je niet kan wegkijken. Bovendien vormt de aandacht voor welzijn een belangrijke sleutel in de bruikbaarheid van het aanbod. Een aanbod dat zich enkel focust op vrije tijd, is niet altijd relevant voor mensen in een kwetsbare positie. Binnen de vrije tijd is er steun en ruimte om welzijnsthema’s op te nemen, net door de afwisseling met sport of ontspanning. Vrije tijd vervult zo een betekenisvolle rol in bredere maatschappelijke uitdagingen zoals armoedebestrijding en vermaatschappelijking van de zorg.
Bijvoorbeeld: Voetbalclub City Pirates in Antwerpen heette oorspronkelijk SC Merksem en kampte in 2004 met grote problemen. Het ledenaantal slonk, er waren vrijwilligersproblemen en de clubkas kon niet meer gespijsd worden. SC Merksem werd een eiland in de eigen buurt.
Maar door sportieve ambitie te combineren met een sociale invalshoek, groeide de club uit tot een sterk gewaardeerde pionier. Het werd een schoolvoorbeeld van een klassieke sportclub die zich omvormde tot een sociaalsportief project dat niet meer in een keurslijf te plaatsen was. Geen klassieke sportclub meer, maar evenmin louter een sociale werking. De club telt ondertussen bijna 1200 leden. Onder andere dankzij de participatieprojecten kon de club de nodige professionele ondersteuning uitbouwen die het werken op dit snijvlak mogelijk maakt.
Aan de andere kant slaan ook werkingen binnen welzijn of integratie de brug naar de vrije tijd. Vanuit hun dagelijkse omgang en doorgedreven voeling met de doelgroep, ontwikkelen ze een vrijetijdsaanbod dat past bij de eigenheid van de doelgroep en lacunes in het landschap invult. Het biedt hen ook de kans om aan te sluiten bij de rest van de samenleving: ze stellen tentoon of treden op in het cultuurcentrum, ze nemen deel aan een groter evenement, ze werken samen met een andere vereniging, ze delen infrastructuur…
Bijvoorbeeld: In Sint Oda, een voorziening voor mensen met een mentale beperking in Pelt, kregen de oude leefgroepen een nieuw leven. Een deel van de bewoners verhuisde naar nieuwe leefgroepen. In leegstaande leefruimtes konden de bewoners aan de slag onder begeleiding van kunstenaars. Voor dit kunstproject werkte Sint Oda met kunstenvereniging Art 27 uit Heusden-Zolder en het Valkenhof, een opvangcentrum voor vluchtelingen van het Rode Kruis.
Welzijnswerkingen kunnen in de toekomst nog steeds partner zijn in een project, maar steeds minder initiatiefnemer en eigenaar van een project dat inzet op cultuur, jeugdwerk of sport. De middelen worden namelijk opnieuw strakker sectoraal verkokerd. Intussen toont de praktijk dat complexe problemen aanpakken net meer transversaal beleid vraagt.